Normal_radboud

De genetische factoren die de ontwikkeling van hersenstructuren bepalen, zijn niet oorzakelijk gekoppeld aan de ontwikkeling van schizofrenie. Dit is in strijd met sterke aanwijzingen dat dit verband er wel moet zijn. Onderzoek onder leiding van Barbara Franke van het Radboudumc wijst dit uit. Zij analyseerde samen met haar collega’s het genetisch materiaal en hersenscans van bijna 88.000 mensen met en zonder schizofrenie. Daarmee is dit de grootste studie die ooit gedaan is naar de biologische processen onderliggend aan deze aandoening. Dat meldt het Radboudumc. 

Schizofrenie is een ernstige psychiatrische aandoening, waarbij mensen het contact met de werkelijkheid verliezen, en gaat gepaard met psychoses. In Nederland heeft ongeveer één op de honderd mensen er last van. Veelvuldig onderzoek heeft aangetoond dat de vorm en functie van verschillende hersenonderdelen bij mensen met schizofrenie afwijken. Zo hebben zij onder andere een kleinere hippocampus en een grotere ruimte tussen de hersenen en de schedel in vergelijking met mensen zonder de aandoening.
 
Voor veel neurologische en psychiatrische aandoeningen is bekend dat genetische aanleg zeer bepalend is. Genetische factoren spelen ook een grote rol in de ontwikkeling van hersenstructuren, die vervolgens mede het gedrag bepalen. Hoewel een oorzakelijk verband tussen beiden wordt aangenomen, is dit nog onvoldoende onderzocht. De onderzoekers wilden dan ook weten of er voor schizofrenie een overlap is: zijn er genvariaties te vinden die gerelateerd zijn aan een zichtbaar effect in de hersenen én aan de ontwikkeling van schizofrenie? Het antwoord op deze vraag kan een beter begrip van de aandoening en uiteindelijk een betere behandeling mogelijk maken.
 
Franke en haar collega’s onderzocht acht hersenstructuren, waarvan de meeste in grootte verschillen bij mensen met schizofrenie. Ondanks een uitputtende analyse van deze structuren konden de onderzoekers nergens op het genoom een enkele genetische variatie vinden, die zowel de verschillen in hersenstructuur als het ontstaan van schizofrenie kon verklaren. Dit ondanks sterke aanwijzingen dat een dergelijk verband er wel moet zijn. Zo is bekend dat de hippocampus niet alleen kleiner is bij mensen met een verhoogd risico op schizofrenie, maar ook bij hun niet-aangedane eerstegraads familieleden. Dit suggereert een directe genetisch relatie tussen schizofrenie en de grootte van de hippocampus.
 
Voor het onderzoek maakten Barbara Franke en haar collega’s gebruik van genetische gegevens van de grootste internationale databestanden. De gegevens van ruim 33.000 schizofrenie-patiënten en 43.000 gezonde mensen waren afkomstig van het Psychiatric Genomics Consortium. Daarnaast hadden de onderzoekers beschikking over genetische gegevens bij MRI-beelden op acht hersenonderdelen van bijna 12.000 mensen via het ENIGMA Consortium. Hiermee is dit het grootste onderzoek wat ooit is uitgevoerd naar het verband tussen genetische factoren voor hersenstructuren en het risico op schizofrenie. Deze methode vormt een blauwdruk voor onderzoek naar andere aandoeningen, zoals autisme en ADHD, dat op dit moment wordt uitgevoerd. 

©Nationale Zorggids