Normal_images

Het onderzoek naar de herkomst van de baby die in een vuilcontainer werd gevonden, wordt gehinderd door de diverse interpretaties van het beroepsgeheim in de zorg. Dit zegt hoofd van het politieonderzoek Peter van den Wijngaard tegen het Parool. De politie probeert te achterhalen wie de ouders van het kindje zijn door bijvoorbeeld uit te vinden waar zij haar hielprik heeft gekregen. 

Op 26 oktober werd in een vuilcontainer in Amsterdam een baby gevonden. Sindsdien probeert de politie uit te vinden wie het kindje gedumpt heeft. Van den Wijngaard: 'Er was een gezond kindje dat, te zien aan de pleister op haar hiel, een hielprik had gehad en dus in aanraking was geweest met een zorgverlener. Ik dacht: dit gaat ons lukken.'  Rechercheurs zijn de afgelopen periode naar de GGD, ziekenhuizen, consultatiebureaus en verloskundigenpraktijken geweest, maar zij kwamen echter met wisselend succes terug. De ene zorgverlener geeft wel informatie aan de politie, terwijl de ander zich hiervan weerhoudt in verband met het beroepsgeheim. 'Ik respecteer het beroepsgeheim, maar binnen de zorgsector wordt er door de beroepsgroepen verschillend mee omgesprongen,' zo zegt Van den Wijngaard. 
 
Het medische beroepsgeheim blijkt niet altijd te rijmen met het belang van de politie om te achterhalen wie de ouders zijn. Volgens hoogleraar gezondheidsrecht van de Universiteit van Amsterdam, Johan Legemaate, wordt de terughoudendheid van zorgverleners veroorzaakt doordat het belang van het medisch beroepsgeheim zo groot is. 'Het gaat om de toegankelijkheid van de gezondheidszorg, mensen moeten zich altijd vrij voelen om hulp te zoeken.'  Zorgverleners kunnen er voor kiezen het beroepsgeheim te doorbreken, aldus docent gezondheidsrecht Corrette Ploem, maar dan moet er sprake zijn van een groot gevaar dat afgewend moet worden. 'Het gaat niet op voor misdrijven die al zijn gepleegd. Een hulpverlener mag nooit een verlengstuk zijn van de politie.' 
 
© Nationale Zorggids