Normal_lumc_leiden_ziekenhuis

Ouderen met hart- en vaatziekten worden niet altijd optimaal behandeld, stelt huisarts Petra van Peet in haar proefschrift. Huisartsen zouden deze patiëntengroep goed in beeld moeten hebben en jaarlijks uitnodigen om de behandeling te evalueren. Dat meldt het Leids Universitair Medisch Centrum.

“Slechts de helft van de 75-plussers die ooit last hebben gehad van een hart- en vaatziekte, krijgt zowel een antistollingsmiddel als een cholesterolverlager. Terwijl zij volgens de behandelrichtlijnen allemaal in aanmerking komen voor deze combinatiebehandeling”, aldus Van Peet. Ze ging daarom in gesprek met huisartsen om uit te zoeken waarom ouderen met hart- en vaatziekten in de voorgeschiedenis niet altijd de juiste behandeling krijgen. “Deze groep 75-plussers blijkt heel divers. En juist bij oudere patiënten, met vaak meerdere andere ziektes en medicijnen, moeten huisarts en patiënt een complexe afweging maken van onder meer kwaliteit van leven, bijwerkingen en levensverwachting.” 

Huisartsen willen graag beter kunnen inschatten hoeveel risico hun patiënt loopt. “Dat is bij ouderen lastiger dan bij jongere mensen omdat de traditionele risicofactoren, zoals een hoge bloeddruk, op hoge leeftijd een minder belangrijke rol spelen”, zegt Van Peet. Zij ging daarom op zoek naar factoren die juist bij ouderen een voorspellende waarde hebben.

De promovenda ontdekte dat een grotere hoeveelheid van het eiwit NT-proBNP in het bloed bij ouderen samengaat met een grotere kans op een hartaanval of een beroerte. Een lage hoeveelheid van deze lichaamsstof wijst juist op een kleinere kans op dergelijke aandoeningen. Het eiwit wordt door hartspiercellen aangemaakt als zij het moeilijk hebben, bijvoorbeeld bij een verhoogde druk op het hart of rek van de hartspier. “We kijken al naar dit eiwit bij de diagnostiek van hartfalen, maar nu blijkt het bij ouderen ook een goede voorspeller van de kans op een nieuw hartinfarct of beroerte. Omdat er soms twijfel is over starten, voortzetten of stoppen van een preventieve behandeling, kan dit eiwit een rol spelen in het gesprek met de patiënt over de behandeling.”

©Nationale Zorggids