Normal__cid_afdcadf0-7138-4826-be8d-38c8701a6ced_home

Midden in de nacht, met een slaappil in mijn hand, net opgehaald bij de verpleging, loop ik terug naar mijn kamer. Ik verblijf met mijn op hol geslagen brein weer eens in een psychiatrisch ziekenhuis. Waarom staan ze daar?,  vraag ik mij af terwijl ik langs het troosteloze rookhok loop en medepatiënten steeds maar zie staren naar diezelfde witte muur terwijl een oranje puntje, op gezette momenten, oplicht. Het zal hun tijdelijke verwardheid zijn, of die van mij, denk ik. 

Door Mary Mijnlieff

De volgende nacht, met weer een slaappil op zak, snap ik, wanneer ik weer langs loop en iets zie oplichten, waarom mijn medepatiënten voor die muur gaan staan. Zij gebruiken de elektrische aansteker die in de muur zit verankerd. Voor het overgrote deel van mijn medepatiënten die roken is dit dus een onmisbare voorziening, net als de mogelijkheid om te kunnen roken. Zelf ben ik tijdens een opname nooit in de verleiding gekomen ook te gaan roken, iets dat altijd op ongeloof kan rekenen als ik dit wel eens aan een verstokte rokende medepatiënt vertel. “Als je nog niet rookt dan ga je wel roken als je opgenomen bent” wordt er dan gebromd.
 

Roken als onmisbare voorziening

 
Buiten het ziekenhuis draag ik de anti-rook lobby een warmt hart toe, stoor ik mij aan rokende werknemers voor de ingang van hun bedrijf en zwervende peuken als visitekaartje voor hun bezoekers en begrijp ik niet dat weldenkende mensen doorgaan met roken maar voor medepatiënten, soms langdurig opgenomen in een psychiatrisch ziekenhuis, heb ik meer begrip. 
 

Roken als afleiding

 
Je verveelt je te pletter, de afdeling oogt niet gezellig, hoe vaker je bent opgenomen, hoe minder bezoek je krijgt, nare bijwerkingen van medicatie veraangenamen je verblijf ook niet, het eten smaakt daarbij nergens naar en je geest doet ook al niet wat hij doen moet. Roken is dan voor heel veel patiënten, begrijpelijk, de enige afleiding die er nog is. 
 

Roken als sociale gelegenheid

 
De sigaret bindt. Het draaien van een shaggie geeft even wat lucht. Letterlijk en figuurlijk. In het 'rookhok’ kom je elkaar tegen. Er wordt daar gekletst, geroddeld, gelachen en gehuild. Als niet-roker ben ik daar soms best wel eens jaloers op dus schuif ook ik, uit pure verveling of op zoek naar een beetje gezelligheid, wel eens aan. 
 
Ooit waren huiskamers op de afdeling verdeeld in een voor de rokers en één voor de niet-rokers, staken artsen rustig een sigaret op tijdens een consult, mocht je wachten voor je te woord werd gestaan door een verpleegkundige tot die zijn of haar peuk, zittend in de zon op de vensterbank had opgerookt en was een eentje opsteken op je kamer echt geen doodzonde.
 

Rookhok nog niet op slot!

 
Natuurlijk moeten wij niet terug naar dat tolerante klimaat van toen, maar wat mij betreft stellen wij het verbieden van het “rookhok” op de afdeling nog even uit. Laat het open want stoppen met roken, zeker als je ook niet naar buiten kunt of mag, gaat tijdens een opname echt niet lukken. Laat patiënten eerst beter worden en zorg tot die tijd, wel net als toen, voor voldoende afleidende activiteiten, maaltijden die wel smaken, meer bezoek en geef verpleegkundigen meer tijd zodat ze weer zomaar eens een praatje kunnen maken. Dan kan dat “rookhok” op termijn steeds vaker en misschien ooit wel helemaal op slot. 
 
© Nationale Zorggids / Mary Mijnlieff