
Eetstoornisklinieken zijn competitiedrang onder patiënten
Ongeveer 200.000 Nederlanders kampen jaarlijks met een eetstoornis. Voor sommigen is opname in een kliniek noodzakelijk. Doordat ze daar met andere met andere patiënten met dezelfde ziekte in contact komen, ongezonde competitie ontstaan. Dit kan het herstelproces flink in de weg staan, meldt LINDA..
Eetstoornissen zoals anorexia nervosa, boulimia nervosa en binge eating disorder hebben niet alleen ernstige lichamelijke gevolgen, maar beïnvloeden ook flink de mentale gezondheid. Patiënten ervaren een obsessieve controle over eten en bewegen. Psychiater Liesbeth Visser van PsyQ eetstoorniskliniek benadrukt dat de eetstoornis als een eigen stem fungeert die steeds dominanter wordt.
Strijd op drie niveaus
Gezondheidspsycholoog Phil Hulscher bij PsyQ onderzoekt in hoeverre competitiviteit bij eetstoornissen een rol speelt. Patiënten strijden vaak op drie niveaus: met zichzelf, met naasten en met andere patiënten. Hun doelen worden steeds strenger, verzetten zich tegen bezorgde familieleden of vrienden en vergelijken zichzelf met anderen. “Wie eet het minst? Wie is het dunst? Wie is het ‘ziekst’?”
Behalen van doelen geeft goed gevoel
Omdat het behalen van de doelen die stellen eetstoornispatiënten een goed gevoel geeft, kan de drang om te winnen van anderen juist een gevoel van controle en kracht opleveren. Volgens Visser draait een eetstoornis vaak niet om eten, maar om het vermijden van negatieve emoties. Ervaringsdeskundige Lonneke Bouman herkent dit. In de kliniek raakte ze getriggerd door de eetgewoonten van anderen. “Als ik een boterham met luchtgaten at, dacht ik, ‘Fijn, minder brood.’ Maar toen iemand me vertelde dat er meer boter in die gaten blijft hangen, ging ik me daar ook ineens druk om maken.”
Groepstherapie wel of geen goed idee?
Hoewel competitie een risico vormt, ziet Visser groepstherapie als essentieel. Patiënten leren hun eetstoornis confronteren en ontvangen steun van lotgenoten. Collega Hulscher pleit voor meer onderzoek naar de effecten van competitie in de kliniek. Terwijl Bouman benadrukt dat openheid over deze strijd helpt bij herstel. “In de groep kon ik niet meer ontsnappen, niks bleef onbesproken.”