Normal_normal_psychiater_ggz_psycholoog

Wie te maken heeft gehad met een ernstig jeugdtrauma, loopt grote kans om daar een posttraumatische stressstoornis (PTSS) aan over te houden. Het trauma komt terug in angstige herinneringen en patiënten ontwikkelen gevoelens van depressie en kunnen te maken krijgen met verslaving of een persoonlijkheidsstoornis. Veel behandelaars vinden het moeilijk om deze patiënten te confronteren met hun trauma. Reden hiervoor is dat ze vrezen dat de patiënten het niet aankunnen. Uit onderzoek blijkt juist dat confrontatietherapie, ook wel exposure-therapie genoemd, heel nuttig kan zijn voor deze groep. Dit meldt Universiteit Leiden.

Door middel van exposure-therapie keert de patiënt, in gedachten en waar dat kan ook fysiek, terug naar de plaats waar het trauma heeft plaatsgevonden. Door herbeleving van de traumatische momenten, is het de bedoeling dat de patiënt ervaart dat er geen erge dingen gebeuren wanneer angstige herinneringen naar boven komen. Het doel van de therapie is dat de angst afneemt.

Tijdens het onderzoek zijn 149 patiënten met een jeugdtrauma behandeld met drie verschillende vormen van exposure-therapie. Hoewel de resultaten onderling verschilden, bleek dat bij ruim 70 procent van de patiënten de klachten enorm verminderden. Na zestien sessies bleek dat de helft van de groep geen posttraumatische stressstoornis meer had.

De uitkomsten van het onderzoek zijn bijzonder, omdat aanvankelijk werd gedacht dat exposure-therapie de situatie van de patiënten juist zou verergeren en misschien zelfs wel zou leiden tot meer zelfmoordneigingen. Bij goede begeleiding hebben patiënten juist baat bij deze therapie en verminderen de symptomen van PTSS. 

Door: Nationale Zorggids