Normal_depressie__angst__depressief__ggz

In 2020 had 9 procent van de jongvolwassenen (18 tot 35 jaar) een hoog risico op een angststoornis of depressie. Dit is een toename ten opzichte van 2016 (7 procent) en 2012 (6 procent). Daar staat tegenover dat 88 procent van de jongvolwassenen hun algemene gezondheid als goed of zeer goed ervaart. Dit blijkt uit recente cijfers van de Gezondheidsmonitor 2020 van de GGD’en, GGD GHOR Nederland, het RIVM en het CBS.

Elke vier jaar wordt met deze monitor onderzoek gedaan naar gezondheid, welzijn en leefstijl op lokaal, regionaal en landelijk niveau. In 2020, tijdens de coronapandemie, is dit onderzoek uitgevoerd onder bijna 540.000 personen van 18 jaar of ouder. De hieruit verkregen gegevens worden onder andere gebruikt voor het opstellen van lokaal gezondheidsbeleid. Wat het effect van de coronacrisis is op de uitkomsten, wordt op dit moment geanalyseerd.

Risico op angststoornis of depressie 

In de Gezondheidsmonitor wordt uitgebreid gevraagd hoe mensen zich de afgelopen vier weken voelden. Gevoelens als somberheid, lusteloosheid en vermoeidheid komen hierbij aan bod. Door vragen als “Hoe vaak voelde u zich zo somber dat niets hielp om u op te vrolijken?” kan het risico op een angststoornis of depressie worden afgeleid, niet of er daadwerkelijk sprake is van een angststoornis of depressie.

Hoogste risico op angststoornis of depressie onder laagopgeleiden

Terwijl bij mensen van 35 jaar of ouder een hoog risico op een angststoornis of depressie de afgelopen jaren licht afnam, nam dit risico bij jongvolwassenen juist toe: van 7 procent in 2016, naar ongeveer 9 procent van de 18- tot 35-jarigen in 2020. Onder alle volwassenen had 6 procent een hoog risico op een angststoornis of depressie.

Daarnaast komt een hoog risico op een angststoornis of depressie onder andere vaker voor bij 18-plussers met een laag onderwijsniveau 15 procent, tegen 5 procent van degenen met een hoog onderwijsniveau (hbo, wo). Ook vrouwen (7 procent) ervaren vaker een hoog risico hierop dan mannen (5 procent), en in GGD-regio’s met een hoge stedelijkheidsgraad ligt dit hoger dan in regio’s met een lage stedelijkheid.

Door: Nationale Zorggids