Onderzoek onthult sterke genetische invloed bij depressie
Waarom krijgt de één wel een depressie en de ander niet? Volgens nieuw onderzoek van biologisch psycholoog Floris Huider van de Vrije Universiteit van Amsterdam ligt een deel van het antwoord in onze genen. Zijn studie laat zien dat depressie voor ongeveer 35 procent erfelijk is. Genetische verschillen tussen mensen spelen dus een grote rol in de gevoeligheid voor depressieve klachten. Dit meldt VU.
Depressie blijkt geen kwestie van één “depressiegen”. Het gaat om honderden kleine genetische invloeden die samen het risico bepalen. Huider en zijn team werken met zogenoemde polygenetische risicoscores, waarmee in de toekomst mogelijk voorspeld kan worden wie extra kwetsbaar is. Zulke inzichten kunnen helpen om eerder in te grijpen en behandelingen beter af te stemmen op het individu.
Nieuwe genen
In samenwerking met een Nederlands onderzoeksconsortium ontdekte Huider twee nieuwe genen die invloed hebben op het ontstaan van depressie. Daarnaast werden tien plekken op het DNA gevonden die reageren op antidepressiva. Deze epigenetische sporen laten zien hoe medicijnen de activiteit van genen beïnvloeden en waarom ze bij de één beter werken dan bij de ander.
Biologie en omgeving
Volgens Huider bevestigt het onderzoek dat depressie niet los te zien is van iemands biologische aanleg én leefomgeving. Stress, slaaptekort en traumatische ervaringen kunnen bij iemand met een genetische kwetsbaarheid sneller leiden tot klachten. “Hoewel depressie veel voorkomt, weten we nog weinig over de onderliggende biologie. Door genetische en epigenetische verbanden te ontrafelen, krijgen we beter zicht op waarom sommige mensen gevoeliger zijn dan anderen. Dat helpt om in de toekomst gerichter te kunnen behandelen”, aldus Huider.