Normal_doekle

Het kabinet wil ouderen langer thuis laten wonen, maar te weinig huizen zijn geschikt en de urgentie op dit onderwerp ontbreekt. Dat zegt Doekle Terpstra, voorzitter van ondernemersorganisatie voor de installatiebranche UNETO-VNI en aanjager van het Techniekpact en Zorgpact. In een interview met de Nationale Zorggids spreekt hij zijn zorgen uit over het levensloopbestendig maken van woningen. 

U bent sinds 1 februari voorzitter van UNETO-VNI. Hoe bent u bij deze organisatie terecht gekomen?
“Ik was al aanjager van het Techniekpact en het Zorgpact, met als doel de aansluiting van het onderwijs op de arbeidsmarkt te verbeteren. Deze twee pacten hebben in toenemende mate met elkaar te maken. We konden tien jaar geleden niet bevroeden dat technologie zo’n grote invloed zou hebben op de zorg. In allerlei opzichten gaat techniek het verschil maken. Toen ik benaderd werd om voorzitter van UNETO-VNI te worden, vond ik de functie direct interessant. Ik ben geraakt door de mogelijkheden die techniek met zich meebrengt. De technieksector gaat een grote bijdrage leveren aan het oplossen van een aantal maatschappelijke vraagstukken. Daarom heb ik gezegd: ik doe mee.”

Over welke maatschappelijke vraagstukken heeft u het?
“In de zorg staan we aan de vooravond van een aantal hele grote ontwikkelingen. De installatietechniek gaat het verschil maken. Dan heb ik het onder meer over robotica, maar ook over het levensloopbestendig maken van woningen. Daarin ligt een enorm grote uitdaging. Zijn wij wel voldoende voorbereid op de toekomst?”

Wordt het vraagstuk rond het levensloopbestendig maken van woningen één van uw belangrijkste speerpunten in uw periode als voorzitter van UNETO-VNI?
“Absoluut. Zorg en technologie beginnen steeds meer met elkaar te maken te krijgen. Je ziet nu al dat in het mbo wordt opgeleid voor bijvoorbeeld zorgtechnologie. Technologie zal in toenemende mate zijn entree maken in de zorg. Deze sector komt daardoor compleet op zijn kop te staan.”

Maakt u zich zorgen over het aantal levensloopbestendige woningen?
“Ja. Het kabinet heeft veel aandacht besteed aan het langer zelfstandig thuis blijven wonen. Dat is ook wat de mensen graag willen, dus wat dat betreft heeft het kabinet een goede keus gemaakt. Maar het is niet zo dat de woningen daarvoor al helemaal in orde zijn gemaakt. Sterker nog: ik denk dat wij in Nederland de alarmbellen moeten laten rinkelen. Willen mensen langer thuis blijven wonen, zullen uiteindelijk tienduizenden woningen aangepast moeten worden. Maar dat lukt op dit moment niet. We doen in Nederland iets niet goed.”

Wat doen we niet goed?
“Ik denk dat de urgentie op dit onderwerp onderschat wordt. Er bestaat geen goede agenda om het levensloopbestendig maken van woningen onder de aandacht te brengen. Als Nederland de zorgkosten omlaag wil brengen, moeten we kijken naar hoe we de woningen kunnen aanpassen. Daar kunnen we enorm veel geld mee verdienen. Maar dan moeten we de mouwen opstropen. Er moet geploegd worden, maar er wordt te weinig geploegd. Hier zit een waanzinnig perspectief in opgesloten. Helaas laten we op dit moment de kans liggen.”

“Om aan te geven dat dit thema onvoldoende op de agenda staat, noem ik de Blijverslening van het Stimuleringsfonds Volkshuisvesting Nederlandse gemeenten, die bedoeld is om woningaanpassingen voor ouderen tegen gunstige voorwaarden mogelijk te maken. Deze regeling lijkt een fiasco te worden. Er wordt nauwelijks gebruik van gemaakt en dat geeft te denken. Ik gooi graag een knuppel in het hoenderhok; het wordt tijd dat partijen elkaar gaan vinden in het maken van een agenda op dit thema.”

Wat kunt u als voorzitter van UNETO-VNI doen?
“Het initiëren van dit gesprek is denk ik al relevant. UNETO-VNO is niet de meest voor de hand liggende partij om dit gesprek te starten. Dat ligt meer op het bordje van het ministerie van Volksgezondheid, de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) of de woningbouwcoöperaties. Wij bieden de sector buitengewoon graag aan om het gesprek op een goede manier op gang te krijgen. Meer dan dit kunnen we niet doen.”

Heeft u vertrouwen dat het ministerie van Volksgezondheid uw boodschap serieus oppakt?
“Ik denk niet dat het een kwestie van onwil is. Wordt de urgentie op dit thema wel gezien? De praktijk leert dat woningen niet worden aangepast. Willen wij mensen in de toekomst langer thuis houden, zullen we het gesprek moeten voeren met elkaar.”

Ondernemers in de technische installatiebranche zijn in toenemende mate betrokken bij techniek in de zorg. Zijn er in uw ogen voldoende ondernemers betrokken?
“Dat begint op gang te komen. Er zijn inmiddels ruim honderd ComfortInstallateurs. Deze bedrijven hebben een speciale opleiding gevolgd om ouderen de mogelijkheid te bieden om langer zelfstandig thuis te kunnen blijven wonen en zorgvragen te vertalen naar aanpassingen in de woning. Ze voeren de regie over de techniek, bouwkundige aanpassingen en stemmen bijvoorbeeld af met zorgpartijen. Dat is waanzinnig interessant. Ik denk dat de veranderende rol van de installateur past in het concept van het levensloopbestendig maken van een huis.”

Zijn de opleidingen klaar om in de veranderende vraag op de arbeidsmarkt te voorzien?
“Als ik kijk naar zorg en techniek, dan gebeurt er heel veel. Neem bijvoorbeeld de speciale opleidingen voor ComfortInstallateurs. Daar komen zorg en techniek écht samen. Wel is het een feit dat de technologische ontwikkelingen in een razend tempo gaan. Dan loop je als onderwijs altijd nét even achter op de beroepspraktijk. Maar ik zie zeker de bereidheid tussen het beroepsonderwijs en praktijk om elkaar te willen vinden.”

Boekt u veel resultaat met het Techniekpact en het Zorgpact?
“Als deze pacten niet zouden bestaan, dan zouden ze vandaag nog opgericht moeten worden. In het Techniekpact en het Zorgpact zoeken we naar mogelijkheden om in de regio met elkaar samen te werken. Samenwerken klinkt heel eenvoudig, maar is in de praktijk heel erg ingewikkeld. In toenemende mate zie je dat er dingen in de regio’s gebeuren. Beiden pacten zij een succes, maar we zijn er nog lang niet. Zo moet het Techniekpact opgeschaald worden.”

Er worden steeds meer taken van het Rijk overgeheveld naar de gemeente. Is de samenwerking tussen de gemeente en de zorgsector op orde?
“Ik vind dat gemeenten op een aantal gebieden hun benen bij zouden kunnen trekken. We laten de samenleving heel erg over aan het onderwijs en de instellingen. Maar in mijn beeld is de opbrengst het grootst als je de gouden driehoek van instellingen, onderwijs en lokaal bestuur organiseert. Voor lokaal bestuur is dat soms wat ingewikkeld vanwege de rol die zij hebben als inkoper. Als het gaat om faciliteren van gesprekken tussen partijen die het al zo moeilijk vinden om tot samenwerking te komen, kunnen gemeenten een hele belangrijke rol vervullen.”

© Nationale Zorggids / Frank Molema