‘Jeugdzorgconsortia bieden kansen, maar vragen betere samenwerking’
Gemeenten kunnen hun jeugdzorg op een meer integrale manier organiseren als ze de jeugdhulp aan een consortium van samenwerkende aanbieders uitbesteden. Ze kunnen hiermee wachttijden verkorten, administratieve lasten verlagen en de zorg beter laten aansluiten op de behoeften van jongeren. Toch brengt deze werkwijze uitdagingen met zich mee. Het opstarten en organiseren van consortia vereist intensieve samenwerking en goede randvoorwaarden. Dit blijkt uit onderzoek van de Jeugdautoriteit (JA).
Steeds meer gemeenten kiezen voor taakgerichte bekostiging, waarbij een consortium tegen een vast bedrag per jaar een deel of alle jeugdhulp levert. Dit model vervangt de traditionele werkwijze waarin aanbieders per behandeling worden betaald. Momenteel bestaan er ongeveer 25 consortia in Nederland, samen goed voor 12 procent van de totale jeugdhulpomzet. De verwachting is dat dit aandeel verder groeit.
Complex opstartproces
Hoewel taakgericht werken veel potentie heeft, is het opstartproces complex. Gemeenten en aanbieders moeten investeren in een heldere visie, langetermijnplanning en duidelijke afspraken. Innovatie en samenwerking op lokaal niveau krijgen hierdoor een impuls. Daarvoor is het nodig dat de sector (VWS, aanbieders en gemeenten) de optie van taakgericht werken beter faciliteert”, zegt directeur-bestuurder Annemiek van der Laan van de JA.
Uniforme aanpak
Toch zijn er belemmeringen. Landelijke regels, zoals de verplichting om regionaal in te kopen en nieuwe prijsvormingswetgeving, maken taakgerichte bekostiging ingewikkeld. Daarnaast missen gemeenten en consortia een uniforme aanpak, waardoor processen vaak opnieuw moeten worden uitgevonden. De JA adviseert de sector om gezamenlijke richtlijnen te ontwikkelen voor budgettering, risicodeling en verantwoording.