Normal_normal_helix_genetica_dna

Uit een genetische studie is gebleken dat het brein van jongens minder bestand is tegen genen die de kans op autisme vergroten. Na het onderzoeken van 16.000 kinderen met een verstandelijke beperking, waaronder autisme, blijkt dat meisjes meer risicogenen dragen, maar minder vaak worden gediagnosticeerd. Dit meldt vakblad Vroeg. 

Tot deze conclusies kwamen Zwitserse en Amerikaanse onderzoekers nadat ze de genen van 762 families met een autistisch kind bestudeerd hadden. Er is al langer bekend dat vier keer zo veel jongens als meisjes lijden aan autisme. De resultaten van dit onderzoek geven aan dat door DNA-mutaties het mannelijk brein eerder de grens voor een autistische diagnose bereikt dan het brein van meisjes. Genetici verklaren dit met de hypothese dat jongens met autisme een 'extreem mannelijk brein' hebben. Het mannelijk brein zou, aldus de onderzoekers, van nature minder empathisch en systematischer zijn. Autisme, zo verdedigt Britse autisme-onderzoeker Simon Baron-Cohen al langer, zou dus een extreme vorm zijn van het mannelijk brein. De Amerikaanse en Zwitserse genetici sluiten zich aan bij deze conclusie. 
 
Het onderzoek concentreerde zich op het bekijken van DNA-varianten die de kans op autisme vergroten, maar die op zich geen afwijking vormen. Ze analyseerden verdubbelde of verdwenen DNA-fragmenten. Daarbij kwamen ze tevens tot de conclusie dat autistische meisjes een opvallend lagere intelligentie hadden dan autistische jongens. Hoe meer DNA-fragmenten verdwenen of verdubbeld waren, hoe lager het IQ. En hoewel de meisjes genetisch meer belast waren dan de jongens werd eenzelfde resultaat gevonden bij 16.000 kinderen met een verstandelijke beperking. 
 
© Nationale Zorggids