Normal_peuter_kind_ogen

Als er een gespecialiseerde jeugdpsycholoog aanwezig is in een praktijk, verwijzen huisartsen veel minder door naar de dure en zwaardere jeugd-ggz. Uit de pilot die plaatsvond in gemeente Oude IJsselstreek bleek dat de nieuwe werkwijze voor minder doorverwijzingen zorgt. Dit heeft kwalitatieve en financiële voordelen, meldt Binnenlands Bestuur. 

Tijdens de pilot werden huisartsen in de praktijk ondersteund door psychologen gespecialiseerd in kinder- en jeugdpsychiatrie. Als een huisarts twijfelde over de situatie, kon hij doorverwijzen naar de inpandige psycholoog. Deze beoordeelde of het kind doorverwezen moest worden. Zo ja, dan bekeken ze of het kind naar de basis-ggz of naar de gespecialiseerde ggz moest. “Het bleek dat mensen, zowel ouders als kinderen, heel tevreden waren. Ze voelden zich gehoord, vonden het fijn direct geholpen te worden en vonden het ook fijn niet meteen in de wereld van de psychiatrie te hoeven duiken”, zegt Patricia van Deurzen, onderzoeker van centrum voor kinder- en jeugdpsychiatrie Karakter.

De looptijd van de pilot was acht maanden. In die tijd is er ook een controlegroep ingericht met artsen die geen extra ondersteuning kregen. Tussen de stuurgroep en de controlegroep waren grote verschillen. Binnen de groep met ondersteuning van een psycholoog werden kinderen 18 keer doorverwezen naar de ggz, in de groep zonder ondersteuning werden 58 kinderen doorverwezen. Uit de eerste resultaten blijkt ook dat er minder gesprekken per kind nodig zijn. Wanneer een kind met een psycholoog in de basis-ggz spreekt, zijn daar al snel vijf gesprekken voor nodig. In de nieuwe aanpak vonden er gemiddeld twee gesprekken plaats. “We zijn nu aan het doorberekenen wat dat betekent voor de financiën, maar het lijkt ons logisch dat de nieuwe werkwijze ook nog eens financieel aantrekkelijk is”, aldus Van Deurzen. Echter is dit voor gemeenten niet het uitgangspunt, zegt gemeentelijke adviseur in het sociaal domein Matthijs Almekinders. Een belangrijke leidraad is dat artsen vaak vinden dat ze te weinig specialistische kennis hebben, met onder- of overindicatie als gevolg. 

©Nationale Zorggids