NZG Vaccinatie en preventief onderzoek

Vaccinatieprogramma
De Burgerlijke Stand geeft na de geboorteaangifte de gegevens van het kind door aan de entadministratie van de Dienst Vaccinvoorziening en Preventieprogramma's (DVP) van het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM). Daarmee wordt het kind in het landelijke inentingsprogramma opgenomen waarbij het kind inentingen krijgt tegen een aantal besmettelijke ziekten.

De vaccinaties bestaan uit DKTP (een gecombineerde inenting tegen difterie, kinkhoest, tetanus en poliomyelitis), HIB (Haemophilus influenza) en pneumokok. Eventueel wordt nog een vaccinatie tegen Hepatitus B toegevoegd. De inentingen worden voornamelijk gegeven in de eerste 14 maanden na de geboorte, volgens het vaccinatieschema dat is opgesteld door het RIVM. Enkele vaccinaties worden op de leeftijd van 4 en 8 jaar herhaald. Meisjes van 12 jaar kunnen bovendien een vaccinatie krijgen tegen het humaan papillomavirus (HPV) dat baarmoederhalskanker veroorzaakt. De vaccinaties vinden plaats op het consultatiebureau, de GGD of het Centrum voor Jeugd en Gezin. Deelname aan het vaccinatieprogramma is gratis en vrijwillig.

Hielprik
In de eerste week na de geboorte krijgt het kind ook een hielprik. Daarbij wordt wat bloed afgenomen uit de hiel van de baby. Het bloed wordt onderzocht op een aantal zeldzame erfelijke ziektes. De hielprik wordt alleen uitgevoerd met toestemming van de ouders. Aan het onderzoek zijn geen kosten verbonden.

Het bloed uit de hielprik wordt onderzocht op ziekte van de schildklier, ziekte van de bijnier, sikkelcelziekte (een vorm van bloedarmoede), taaislijmziekte (cystis fibrosis) en een aantal stofwisselingsziekten. Van deze ziekten is een snelle opsporing van belang om ernstige schade aan de lichamelijke of geestelijke ontwikkeling van het kindje te voorkomen of beperken.

De hielprik wordt thuis afgenomen door een medewerker van de GGD, de kraamverzorgende of de verloskundige. Daarbij wordt met een speciaal apparaatje in de hiel van de baby geprikt waarna een paar druppels bloed worden opgevangen op een kaartje. Als het kindje in het ziekenhuis ligt, wordt de hielprik daar uitgevoerd.

Als de uitslag van de hielprik goed is, ontvangen de ouders geen bericht. Als er binnen vier weken geen bericht is ontvangen, is de uitslag goed. Is er wel een afwijkende uitslag dan neemt de huisarts zo snel mogelijk contact op om de mogelijkheden van vervolgonderzoek te bespreken.

Hoortest
In de eerste weken na de geboorte krijgt het kindje ook een gehoorscreening. Met deze test wordt gemeten of het kind genoeg hoort om te kunnen leren praten. Meestal wordt de hoortest samen met de hielprik uitgevoerd door een medewerker van het consultatiebureau. In sommige regio's in Zuid-Holland en Gelderland wordt de gehoortest, los van de hielprik, afgenomen op het consultatiebureau als het kindje enkele weken oud is. De uitslag van de test is na afloop direct bekend en wordt besproken met de ouders. Bij 95 procent van de kinderen wijst de test uit dat het kindje voldoende hoort. Als uitslag van de screening voor beide oren onvoldoende is, krijgt het kindje een vervolgonderzoek op een audiologisch centrum. Meedoen aan de gehoortest is vrijwillig en gratis, ook als een tweede of derde screening nodig is. Vervolgonderzoek door het audiologisch centrum en behandeling vallen onder de zorgverzekering.

© Nationale Zorggids