‘Richtlijn levensbeëindiging zieke pasgeborenen behoeft geen aanpassing’
De regels voor actieve levensbeëindiging van pasgeborenen met een ernstige handicap behoeven op dit moment geen aanpassing. Dat schrijft de meldingscommissie onder leiding van gezondheidsjurist Joep Hubben in september in een brief aan minister Schippers (VWS). De brief werd dinsdag openbaar gemaakt door Medisch Contact.
De meldingscommissie beoordeelt meldingen van levensbeëindigend handelen van artsen op hun zorgvuldigheid en adviseert het openbaar ministerie over eventuele strafrechtelijke vervolging. Met de brief reageerde de commissie op een adviesrapport van de artsenorganisatie KNMG van enkele maanden geleden. In dat rapport deed de artsenorganisatie voorstellen voor enkele vergaande aanpassingen. Zo zou het psychische lijden van de ouders voor de arts voortaan voldoende rechtvaardiging zijn om te kiezen voor actieve levensbeëindiging van een ernstig gehandicapt kind.
De commissie Hubben is het hier niet mee eens. ‘Wij zijn van mening dat de aanwezigheid van actueel ondraaglijk lijden bij de pasgeborene leidend moet zijn bij de keuze voor levensbeëindiging, en niet het psychisch lijden van de ouders.’
Ook op de vraag of het toedienen of continueren van spierverslappers aan stervende pasgeborenen altijd gemeld moet worden neemt de commissie een ander standpunt in dan de KNMG. Volgens de KNMG geldt voor artsen geen meldplicht bij het geven van spierverslappers, wanneer de pasgeborene voor het stoppen van de beademing ook al spierverslappers kreeg.
De commissie Hubben is daarentegen ‘van opvatting dat het continueren van spierverslappers na het staken van de ademhalingsondersteuning toetsbaar dient te zijn’.
Naar verwachting spreekt de Tweede Kamer tegen het eind van dit jaar over de in september verschenen evaluatie van de bestaande regels op dit gebied.
© Nationale Zorggids