Logo_igz_inspectie_voor_de_gezondheidszorg

De Inspectie voor de Gezondheidszorg adviseert artsen terughoudend te zijn bij het plaatsen van bekkenbodemmatjes bij vrouwen. Het implantaat van kunststofgaas wordt gebruikt om verzakkingen te behandelen maar kan tot vervelende complicaties leiden. Zo blijkt uit onderzoek van de inspectie in samenwerking met de Nederlandse Vereniging voor Obstetrie en Gynaocologie.

Na meldingen van problemen startte de inspectie een onderzoek naar bekkenbodemmatjes die sinds 2005 op de markt zijn. Vandaag publiceerde de inspectie de resultaten van dit onderzoek in een rapport . In twee op de honderd gevallen treden bij vrouwen zeer ernstige problemen op na het plaatsen van het bekkenbodemmatje. De klachten variëren van hevige pijn, geen seks meer kunnen hebben, niet goed kunnen zitten, menstruatieproblemen, incontinentie en ontlastingproblemen.
 
Voor het plaatsen van het implantaat is een operatie nodig waarbij het matje via de vagina wordt geplaatst. Daarna is het matje nauwelijks meer te verwijderen. De inspectie adviseert arsten daarom het matje bij een eerste operatie niet te gebruiken. Pas wanneer een eerste operatie te weinig resultaat oplevert, kan een bekkenbodemmatje alsnog worden geplaatst.
 
Het matje bestaat uit een gaas van kunststof (ook wel 'mesh'). Op den duur groeit het eigen lichaamsweefsel door dit gaas. Het littekenweefsel wat op die manier ontstaat, vormt één geheel met het matje wat extra stevigheid biedt. Het lichaam kan hevig reageren op het onstaan van het littekenweefsel. Wanneer de vaginahuid niet goed over het matje groeit, kan het matje een afscheiding veroorzaken wat seksueel contact moeilijk maakt. Ook kan het littekenweefsel gaan samentrekken waardoor er spanning op de mesh komt met ernstige pijnen tot gevolg.
 
 
 
© Nationale Zorggids