Logo_download

Negen verschillende regionale initiatieven (‘proeftuinen’) werken sinds 2013 aan het in samenhang vorm geven van preventie, zorg en welzijn. Het RIVM heeft de proeftuinen en eerste ervaringen van betrokken bestuurders beschreven. De ervaringen zijn positief, maar er blijft ruimte voor verbetering. Dit meldt het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu. 

Voor betere samenwerking is het van belang dat de organisatiebelangen van álle partijen meer op één lijn komen te liggen met de doelstelling van de proeftuin. Ook is aandacht nodig voor alternatieve vormen van bekostiging en transparantie over de kwaliteit en kosten van de zorg en ondersteuning.

In 2013 heeft het ministerie van VWS op voordracht van de verzekeraars negen regionale initiatieven benoemd tot proeftuinen. Het RIVM heeft hierbij de opdracht gekregen om de proeftuinen te monitoren en te evalueren met de Landelijke monitor proeftuinen populatiemanagement (LMP). Zorgaanbieders, verzekeraars, en vaak ook gemeenten en vertegenwoordigers van burgers/patiënten, werken binnen de proeftuin gezamenlijk aan duurzame zorg en maatschappelijke ondersteuning. Met behulp van een aantal interventies proberen deze partijen een basis te leggen voor de benodigde samenwerking, de organisatie en de bekostiging van de proeftuinen. Volgens bestuurders van de betrokken partijen wijzen de eerste ervaringen op een verbeterde samenwerking. Tegelijkertijd zoeken zij nog naar een goede aansturing van de proeftuin en de mogelijkheden van nieuwe bekostigingsvormen.

Aandacht voor het samenwerkingsproces en nieuwe bekostigingsvormen zijn van belang voor de verdere ontwikkeling van de proeftuinen, zo concludeert het RIVM. Werken aan transparantie is tegelijkertijd van belang om gezamenlijk te bepalen welke interventies benodigd zijn om een zo goed mogelijk aanbod te creëren dat aansluit bij de behoefte aan zorg en ondersteuning van de populatie.

© Nationale Zorggids