Normal_bejaard_dementie_oud_handen_zorg_euthanasie_

Naar aanleiding van berichten in de media bij het uitkomen van de handreiking schriftelijk euthanasieverzoek zijn er vragen gerezen over euthanasie bij (gevorderde) dementie. Het doel van de handreiking is om aan het publiek en artsen te verduidelijken waar rekening mee moet worden gehouden als er een schriftelijk euthanasieverzoek wordt opgesteld. De KNMG adviseert publiek en artsen dan ook om de handreiking te gebruiken bij het opstellen van een schriftelijk euthanasieverzoek, meldt Rijksoverheid. 

Hieronder staat een door de KNMG opgestelde toelichting op de handreiking.

Dementie is op zichzelf geen reden om een euthanasieverzoek in te willigen. De patiënt zal duidelijk moeten maken wat voor hém in deze situatie het lijden ondraaglijk maakt. Het is daarom van het grootste belang dat arts en patiënt hierover tijdig met elkaar in gesprek gaan. In het algemeen kan euthanasie alleen plaatsvinden in de beginfase van dementie, wanneer de patiënt nog in staat is met de arts te communiceren over de euthanasiewens en de ondraaglijkheid van het lijden. Een schriftelijke euthanasieverzoek kan dan behulpzaam zijn, omdat de geestelijke vermogens van de patiënt sterk kunnen wisselen en afnemen.

Bij patiënten met gevorderde dementie is de afweging of voldaan is aan de wettelijke zorgvuldigheidseisen voor euthanasie veel complexer. Veel patiënten met gevorderde dementie lijken immers niet meer te lijden aan de dementie of hun situatie. Patiënten geven in die situatie vaak met woord of gebaar ook aan dat zij geen euthanasie meer willen. De uiting van de patiënt op dat moment zal door de arts over het algemeen belangrijker worden geacht dan wat de patiënt daarover eerder in een schriftelijk euthanasieverzoek heeft opgeschreven.

Artsen mogen geen euthanasie uitvoeren als niet duidelijk is dat de patiënt uitzichtloos en ondraaglijk lijdt. Als er bij patiënten met gevorderde dementie geen uiterlijke tekenen van lijden zijn mag de euthanasie dan ook niet meer uitgevoerd worden, ook niet als de patiënt van tevoren een schriftelijke wilsverklaring heeft opgesteld. Er kan dan immers niet meer worden vastgesteld of voldaan is aan het criterium uit de euthanasiewet van uitzichtloos en ondraaglijk lijden. In die gevallen zal de schriftelijke wilsverklaring vooral een richtsnoer voor de arts zijn om levensverlengende behandelingen niet meer te starten of die te staken.

Als een arts niet meer bij de patiënt kan nagaan of de doodswens nog bestaat en of deze ondraaglijk lijdt zal deze over het algemeen niet bereid zijn de euthanasie uit te voeren. Ook zal een arts over het algemeen niet bereid zijn euthanasie uit te voeren op basis van een schriftelijke wilsverklaring als die daarover niet regelmatig met de patiënt heeft gesproken. Daarom is het van het grootste belang dat arts en patiënt tijdig met elkaar in gesprek gaan over het naderende levenseinde. Ook is het van belang dat een schriftelijke wilsverklaring actueel gehouden wordt.

Een schriftelijk euthanasieverzoek is geen garantie voor euthanasie.

©Nationale Zorggids