Normal_speen_baby

De politie gaat DNA-verwantschapsonderzoek toepassen in de zaak rond de baby die vorig jaar in een ondergrondse vuilcontainer in Amsterdam werd gevonden. Het pasgeboren meisje werd ruim acht maanden geleden bij het afval gegooid. Dit meldt het Parool. 

Het Nederlands Forensisch Instituut (NFI) kan DNA-verwantschapsonderzoek toepassen omdat het DNA van de moeder op het meisje is gevonden. Sinds enkele jaren mag dit onderzoek ingezet worden bij opsporingsonderzoeken, maar het gebeurt niet vaak. Het profiel van de moeder van het meisje is niet bekend in de systemen van justitie, maar de politie hoopt dat een familielid van de moeder voorkomt in de databank van het NFI. Het is een moeilijk onderzoek, maar de politie ziet weinig andere mogelijkheden, zo vertelt hoofd van het politieonderzoek Peter van den Wijngaard. “De ouders moeten koste wat het kost gevonden worden,” zo stelt hij. “Het kan zijn dat de moeder opnieuw zwanger is. Dit drama mag zich niet opnieuw voordoen.”
 
In eerder onderzoek is al vastgesteld dat de moeder tijdens de zwangerschap van het meisje waarschijnlijk in Nederland woonde. Tevens is vastgesteld dat het meisje een hielprik heeft gehad. Er heeft zich echter nog steeds geen verloskundige of kraamhulp bij de politie gemeld. De vier ziekenhuizen die de luiers leveren die het meisje aanhad, zeggen ook alle vier geen informatie te hebben. De politie heeft daarbij mogelijk te maken met medisch beroepsgeheim. Van den Wijngaard: “Er zijn ziekenhuismedewerkers die zeggen: het kindje maakt het goed, het is niet meer nodig om uit de school te klappen. Maar dan zeg ik: weet je ook hoe het nu met de moeder gaat?" Daarnaast gaat het hier om poging tot doodslag of moord. De baby is namelijk niet te vondeling gelegd, maar twee meter naar beneden in een container gegooid. 
 
© Nationale Zorggids