Normal_rolstoel_hand_ouderen_bejaarden

Er is steeds meer aandacht voor ouderenbeleid in de verstandelijk gehandicaptenzorg, maar dat zou ruimer kunnen worden opgevat als levensloopbeleid. Dat stelt onderzoekorganisatie Nivel. 

Het Nivel heeft onderzocht waaraan mensen met een beperking denken en waarover zij praten als het gaat over ouder worden. Aan mensen uit deze groep en hun naasten werd gevraagd waaraan zij merken dat ze ouder worden en wat dit betekent voor het beleid in de verstandelijk gehandicaptensector.

Mensen met verstandelijke beperkingen worden gemiddeld steeds ouder. In 2001 was veertien procent van de mensen met een verstandelijke beperking die zorg kreeg van een instelling ouder dan vijftig jaar. Naar verwachting wordt dit 23 procent in 2020. Veel mensen met een verstandelijke beperking krijgen na hun vijftigste al last van ouderdomsklachten, zoals slecht zien, slecht horen of Alzheimer. Bij de algemene bevolking gaan deze klachten meestal pas een rol spelen na het 75e levensjaar.

Tachtig procent van de 60-plussers met een beperking voelt zich gezond, maar de meeste 40-plussers merken wel dat zij ouder worden. Ze voelen zich lichamelijk en geestelijk minder fit en vragen zich bijvoorbeeld af wie er voor hen zal zorgen als ze ouder worden, waar ze zullen wonen, wie hen zal ondersteunen als hun ouders zijn overleden of hoe eenzaamheid kan worden voorkomen na het stoppen met dagactiviteiten of werk.

Volgens Nivel-onderzoeker Mieke Cardol spelen er veel meer onderwerpen dan alleen ouderenbeleid. 'Ouderenbeleid zou ingebed kunnen worden in levensloopbeleid – al in een vroeger stadium met mensen en hun naasten bespreken hoe ze wonen, zorg en welzijn in de toekomst zien. En alert zijn op veranderingen, vragen, zorgen of lichamelijke klachten, ook bij 40-plussers. Begeleiders spelen hierin een sleutelrol.'

© Nationale Zorggids