Normal_handen_schudden_samenwerking

(Novum) - Collectieve afspraken over de arbeidsmarkt worden in de praktijk lang niet altijd nageleefd door werkgevers. Zo heeft het verhogen van de arbeidsdeelname van ouderen en mensen met een beperking vaak minder prioriteit bij bedrijven dan de sociale partners zouden willen. Dat concludeert het Sociaal Cultureel Planbureau (SCP) in een dinsdag gepubliceerd onderzoek.

De dagelijkse bedrijfspraktijk staat vaak haaks op nationaal beleid doordat werkgevers niet op de hoogte zijn van regelingen en ondersteunende subsidies. Ook geven bedrijven weinig voorrang aan de stimulering van het beleid in de eigen bedrijfsvoering. "In de praktijk ontbreekt zowel prioriteit voor als kennis van stimuleringsmaatregelen", aldus onderzoeker Jan Dirk Vlasblom.

De discrepantie tussen theorie en praktijk komt niet zozeer voort uit onwil, maar meer uit praktische overwegingen. "Hoewel het bedrijfsleven het vaak op landelijk niveau wel massaal met het beleid eens is, maken bedrijven deze vertaalslag niet als zij bijvoorbeeld snel nieuw personeel nodig hebben en op korte termijn een beslissing moeten nemen", zegt Vlasblom.

Mensen met een beperking aan het werk krijgen is een van de doelstellingen van de sociale partners en de overheid. Maar ondanks subsidieregelingen gaf niet meer dan negen procent van de werkgevers aan prioriteit te stellen in het aantrekken van arbeidsbeperkten. "Zeer laag", stellen de onderzoekers. Bij migrantengroepen gaf twaalf procent van de werkgevers hier prioriteit aan, het stimuleren van vrouwen in hogere functies was voor achttien procent een belangrijk beleidsspeerpunt.

Een kwart tot de helft van de werkgevers was niet op de hoogte van stimuleringsmaatregelen voor de inzet van arbeidsgehandicapten, zoals loonkostensubsidie. Slechts vijf tot twaalf procent van de drieduizend ondervraagde bedrijven deed een beroep op subsidieregelingen voor deze groep. Ook subsidieregelingen voor scholing worden lang niet altijd benut. Minder dan de helft van de bedrijven die scholing aanbood maakte gebruik van hiervoor gereserveerde potjes.

Hoewel subsidieregelingen omtrent scholing dus lang niet altijd stroken met de dagelijkse bedrijfspraktijk, zijn bedrijven tussen 2005 en 2011 wel meer aan scholing gaan doen. Het aandeel werknemers dat hier prioriteit aan gaf steeg van 66 naar 72 procent.

De gemaakte kosten voor scholing namen tussen 2000 en 2010 echter niet toe. Dat kwam mogelijk doordat scholing vooral wordt ingezet voor problemen op de korte termijn en minder voor 'duurzame inzetbaarheid' van werknemers, stellen de onderzoekers. Zo nam het aantal werknemers dat studieverlof aanvroeg af, en bleef aantal bedrijven dat ontslagbegeleidingstrajecten inzette gelijk tussen crisisjaren 2007 en 2011.

In lijn met overheidsbeleid vinden werkgevers in theorie dat personeel langer moet doorwerken, blijkt verder uit het onderzoek. In 2001 was nog 41 procent van de bedrijven hiervoor, tien jaar later was dat 61 procent. Toch strookt dat ook in dit geval niet met de praktijk van alledag: bedrijven nemen volgens het SCP nog steeds weinig 55-plussers aan. Meer dan een op de vijf werkgevers vindt dat de productiviteit van deze groep lager ligt dan de loonkosten. Het oordeel over deze groep is onder werkgevers wat dat betreft in tien jaar niet veranderd.

Het SCP zag de arbeidsmarkt sinds 1995 steeds flexibeler worden. In dat jaar had 31 procent van de bedrijven werknemers met tijdelijke contracten. In 2011 was dat 64 procent. Die groep is door de crisis hard getroffen doordat werkgevers die groep als eerste op straat zetten. Tijdelijke contracten zonder uitzicht op vast werk worden vaak ingezet bij structurele werkzaamheden en dus niet alleen bij tijdelijk werk. "Als het contract afloopt wordt een nieuwe werknemer gezocht om de werkzaamheden te verrichten", aldus de onderzoekers.