Normal_fruit__2_

Patiënten die een behandeling ondergaan tegen kanker en hun artsen houden vaak te weinig rekening met factoren die de werking van anti-kankermedicatie beïnvloeden. Dat vindt Ron Mathijssen, internist-oncoloog en klinisch farmacoloog in het Erasmus MC. Vrijdag aanvaardt hij zijn ambt als hoogleraar geïndividualiseerde oncologische farmacotherapie. Dat meldt Medical Facts.

Hoewel artsen de behandelingen nu al steeds meer afstemmen op het individu, kijken zij vooral naar de opbouw van de tumor bij de patiënt en stemmen ze de medicatie af op de specifieke tumor. Volgens Matthijssen is het raadzaam om daarnaast ook te kijken naar patiënt-gerelateerde factoren, zoals voeding, genetische kenmerken, alternatieve medicatie, rookgedrag, alcoholgebruik en de biologische klok.

Voeding kan grote invloed hebben op de blootstelling aan anti-kanker medicatie. Mathijssen: Het eten van grapefruit tijdens een behandeling met een anti-kanker medicijn is bijvoorbeeld uit den boze. Grapefruit kan ervoor zorgen dat enzymen in de lever tijdelijk minder goed werken, met als gevolg dat medicijnen minder goed afgebroken kunnen worden. Als gevolg hiervan kunnen medicijnspiegels verdubbelen, wat voor sommige medicijnen levensgevaarlijk kan zijn.' Anti-kankergeneesmiddelen kunnen ook reageren op vet in de voeding. Sommige middelen die gebruikt worden tegen borstkanker kunnen tot vier keer sterker werken door het eten van vette voeding.

Ook leefstijl beïnvloedt de concentratie van anti-kankermedicatie. Roken kan ervoor zorgen dat het middel irinotecan, dat gebruikt wordt tegen darmkanker, sneller wordt afgebroken in het bloed. Matthijssen: 'We hebben gemeten dat rokers een veertig procent lagere spiegel van het medicijn in hun bloed hebben dan niet-rokers.'

Naast voeding en leefstijl hebben mogelijk ook andere persoonlijke kenmerken invloed op anti-kankerbehandelingen, zoals de biologische klok. In het Erasmus MC loopt momenteel een onderzoek naar het tijdstip waarop patiënten hun medicatie het beste kunnen krijgen. Daarnaast kunnen alternatieve middelen en voedingssupplementen leiden tot gevaarlijke interacties. Mathijssen stelt dat ongeveer veertien procent van de kankerpatiënten sint janskruid gebruikt, terwijl dat middel de concentratie van irinotecan met meer dan veertig procent vermindert.

De aankomende hoogleraar pleit voor een behandeling op maat, waarbij meer aandacht wordt besteed aan patiënt-gerelateerde factoren. 'Het beste zou zijn de medicijn-concentraties in de bloedbaan regelmatig te meten. Doe je dit niet, dan is het toedienen van de medicatie als autorijden zonder snelheidsmeter. Je denkt dat je 130 rijdt, maar dat doe je mogelijk helemaal niet', aldus Mathijssen.

© Nationale Zorggids