Logo_maastricht_umc

Patiënten die lijden aan de ziekte van Parkinson blijken geen afwijkingen te vertonen in het herkennen van emoties, terwijl die herkenning juist verstoord zou moeten zijn. Dit komt mede vanwege een tekort aan het ‘gelukshormoon’ dopamine. Een afgenomen hersenactiviteit in het emotionele systeem zou de herkenning van emoties moeten verstoren. Het brein blijkt dit verlies echter te kunnen compenseren, zo blijkt uit promotieonderzoek van Anja Moonen bij het Maastricht UMC+. Daarnaast toonde de promovenda aan dat afname van de hoeveelheid ‘grijze stof’ in het brein van parkinsonpatiënten een belangrijk signaal is dat het denkvermogen achteruit zal gaan, meldt Maastricht UMC+. 

De ziekte van Parkinson is een aandoening waarbij cellen in de diepe delen van het brein afsterven die onder andere betrokken zijn bij de productie van de stof dopamine. Dit zogeheten ‘gelukshormoon’ heeft onder meer een functie bij de aansturing van de spieren en de regulering van emoties. Een tekort aan dopamine leidt dan ook tot karakteristieke parkinson-verschijnselen zoals trillende ledematen, spierstijfheid en tragere bewegingen. “Veel aandacht gaat uit naar deze lichamelijke klachten”, zegt Moonen. “Terwijl cognitieve en emotionele problemen onderbelicht worden. Die problematiek kan echter van grote invloed zijn op het welzijn van de patiënt en zijn omgeving.”

Moonen zag onder andere middels gedragsexperimenten dat parkinsonpatiënten net zo goed in staat bleken om positieve en negatieve emoties te herkennen als gezonde mensen. Op MRI-scans van de hersenen bleken bepaalde delen van het brein echter een verminderde activiteit te vertonen, terwijl andere gedeelten van de hersenen geactiveerd werden. Vermoedelijk om op die manier het verloren vermogen om emotie waar te nemen te kunnen compenseren en deze informatie ook in het brein te kunnen verwerken. Daarnaast onderzocht Moonen het denkvermogen van parkinsonpatiënten in relatie tot de hoeveelheid grijze stof in de hersenen.

Grijze stof is een verzamelnaam voor cellen in het zenuwstelstel die betrokken zijn bij informatieverwerking. Uit het vervolgonderzoek van Moonen blijkt dat bij patiënten al een afname van deze grijze stof waarneembaar is, zonder dat er sprake is van een cognitieve stoornis. “De afname van de hoeveelheid grijze stof is mogelijk een belangrijk eerste signaal dat het denkvermogen verder zal gaan afnemen in de toekomst”, zegt Moonen. “Deze bevinding benadrukt bovendien het belang voor clinici om deze patiënten al in een vroeg stadium te volgen en tijdig remmende medicatie of cognitieve therapie aan te bieden, om zo verdere achteruitgang te kunnen beperken. Deze fundamentele inzichten in processen die zich afspelen in het brein van parkinsonpatiënten zijn essentieel om ook nieuwe, op maat gesneden therapieën te kunnen ontwikkelen voor deze doelgroep.”

©Nationale Zorggids