Normal_images__1_

Alleen wanneer een zorginstelling  zichzelf verplicht heeft om rechtstreeks ten opzichte van de zorgvragers de gevraagde zorg te verlenen, komt de instelling in aanmerking voor de zorgvrijstelling in de vennootschapsbelasting. Aldus de Hoge Raad is hierbij cruciaal dat de zorgvragers vinden dat de zorg verricht wordt door de zorginstelling of niet. Dit meldt Skipr.

Het maakt, aldus de Hoge Raad, dus niet uit of de zorg wordt verleend door zorgverleners die in loondienst werkzaam zijn. De zorginstelling, zo besliste de Hoge Raad, verleent echter niet de zorg indien ze alleen financieel-organisatorische en administratieve taken voor zorgverleners vervullen die als zelfstandige steunpunten werken. In dit geval richt de zorgvrager zich tot deze zelfstandige steunpunten. Daarom kan de instelling dan geen aanspraak maken op de zorgvrijstelling in de vennootschapsbelasting. 
 
Het alleen vervullen van de met de zorg samenhangende administratieve en/of organisatorische werkzaamheden vallen dus niet onder de vrijstelling zolang de zorginstelling niet zelf ook de kwalificerende zorgwerkzaamheden heeft verricht, zo besloot de Hoge Raad afgelopen week. Daarmee vernietigd het een geheel andere uitspraak van het Hof Amsterdam. 
 
De kwalificerende zorgwerkzaamheden, zo specialiseerde de Raad zijn werkzaamheden die “uitsluitend of nagenoeg uitsluitend bestaan uit het genezen, verplegen of verzorgen van zieken, kraamvrouwen of gebrekkigen”. 
 
© Nationale Zorggids