Verpleegkundige GGZ Drenthe voor tuchtrechter wegens relatie met oud-patiënte
Een voormalig medewerker van GGZ Drenthe wordt door de instelling aangeklaagd wegens een ongeoorloofde relatie met een voormalige patiënte. De zorginstelling stelt dat de verpleegkundige kort na haar ontslag uit de gesloten afdeling een seksuele relatie met haar is begonnen, wat volgens de wet en beroepsnormen niet is toegestaan. Dit meldt RTV Drenthe.
De vrouw verbleef op de gesloten afdeling in Assen en beweert dat de relatie vrijwel direct na haar ontslag in 2021 begon. De verpleegkundige zou het contact in stand hebben gehouden en haar verzocht hebben hierover te zwijgen. De vrouw meldde de situatie pas na het beëindigen van de relatie bij haar behandelaar, waarna GGZ Drenthe een intern onderzoek startte.
Onprofessioneel gedrag en gebrek aan verantwoording
Tijdens de zitting bij het Regionaal Tuchtcollege in Zwolle werd duidelijk dat de verpleegkundige geen professionele afstand zou hebben gehouden. De instelling verwijt hem grensoverschrijdend gedrag, waaronder het geven van ongepaste cadeaus. Volgens GGZ Drenthe erkent de verpleegkundige de ernst van de situatie onvoldoende en neemt hij geen verantwoordelijkheid voor zijn handelen.
De verpleegkundige, die niet aanwezig was tijdens de zitting, ontkent dat er sprake was van een seksuele relatie en spreekt van een niet-intiem contact. Hij stelt dat het contact na de opname vooral bestond uit knuffelen en dat dit zich over een periode van één jaar uitstrekte. Volgens de instelling zijn echter alle digitale berichten tussen de man en de oud-patiënte gewist.
Juridische beoordeling volgt
De advocaat van GGZ Drenthe benadrukte tijdens de zitting dat er geen twijfel bestaat over de onwenselijkheid van een relatie tussen een zorgverlener en een voormalige patiënt, zeker zo kort na beëindiging van een behandeltraject. De raad van het tuchtcollege kan in dergelijke zaken maatregelen opleggen, variërend van een waarschuwing tot doorhaling in het beroepsregister.
Het tuchtcollege doet uiterlijk op 24 oktober uitspraak in de zaak.
