Hoewel er verschillende methodes gebruikt worden om te bepalen of een kind uit huis geplaatst moet worden, is het uiteindelijk toch vooral de persoonlijke opvatting van de hulpverlener of dit ook daadwerkelijk gaat gebeuren. Cora Bartelink, promovenda aan de faculteit Gedrags- en Maatschappijwetenschappen van de Rijksuniversiteit Groningen, onderzocht de besluitvorming binnen de jeugdhulp en jeugdbescherming. Dit meldt Skipr.
Jeugdhulpverleners maken onder andere gebruik van het risicotaxatie-instrument LIRIK en van ORBA. Deze methodes moeten de hulpverlener helpen bij hun besluitvorming, maar deze leiden volgens het onderzoek van Bartelink niet altijd tot een eenduidig oordeel. Daarom speelt de persoonlijke opvatting van de professional ook zeker een rol bij hun keuze voor het wel of niet uit huis plaatsen van een kind. Mede hierdoor zijn hulpverleners het regelmatig oneens met elkaar, omdat niet op dezelfde objectieve wijze wordt vastgesteld waarom een uithuisplaatsing wordt uitgevoerd.
Het zou volgens Bartelink dan ook goed zijn om aanvullende methodes te gebruiken voor betere besluitvorming. Hiervoor kan bijvoorbeeld samengewerkt worden in teams met de hulpverlener, ouders, het kind en andere professionals. Dit zou ook de transparantie verbeteren. Nieuwe manieren moeten leiden tot betere onderbouwing van beslissingen wanneer sprake is van kindermishandeling.
Door: Redactie Nationale Zorggids