Het lukt artsen steeds vaker om uitbehandelde kankerpatiënten toegang te bieden tot experimentele medicijnen. In de afgelopen drie jaar werden al 1700 patiënten geholpen met middelen die nog niet op de markt verkrijgbaar zijn. Dit blijkt uit cijfers van acht farmaceutische bedrijven en gegevens van de Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ) waar Volkskrant over beschikt.
Wie uitbehandeld is, kan in sommige gevallen experimentele medicijnen gebruiken. Deze middelen zijn al goedgekeurd door de geneesmiddelenautoriteiten en worden gratis ter beschikking gesteld door farmaceuten. De groep patiënten voor wie deze medicijnen op de markt worden gebracht, kunnen vaak niet wachten tot het hele proces is afgerond. Daarom proberen artsen de experimentele middelen vroegtijdig bij hun patiënten te krijgen.
Het is officieel niet toegestaan voor artsen om dergelijke middelen te verstrekken zolang deze nog niet vrijgegeven zijn voor de markt. Echter blijkt uit de cijfers van de farmaceuten en de IGZ dat artsen toch hun weg weten te vinden. “Er zijn artsen die de route kennen. Zij zien het als hun taak om verder te zoeken voor de patiënt en werken samen met apothekers die er ervaren in zijn”, zegt medisch ethica Eline Bunnik van het Erasmus MC. Volgens haar komt het echter ook voor dat artsen niet bereid zijn om af te wijken van de richtlijnen en dat zij hun patiënten geen experimentele geneesmiddelen aanbieden.
In Nederland zijn er sinds 2013 al vele patiënten geholpen. Artsen kunnen bij de IGZ een verzoek indienen om de patiënt een bepaald experimenteel middel voor te schrijven. Op die manier werden vorig jaar bijna vijfhonderd aanvragen goedgekeurd. Daarvan was een derde van de aanvragen voor kankerpatiënten. Het College ter Beoordeling van Geneesmiddelen heeft vanaf 2013 elf levensverlengende kankermedicijnen goedgekeurd voor vroegtijdig gebruik.
© Nationale Zorggids