Bij allerlei soorten misdrijven vind er DNA-onderzoek plaats, met name de De Wet voor DNA-onderzoek maakt dit  mogelijk.

De Wet DNA-onderzoek bij veroordeelden schrijft voor dat personen die voor een misdrijf zijn veroordeeld, waar voorlopige hechtenis voor is toegestaan, verplicht zijn om celmateriaal af te staan. 

Er vindt bij allerlei soorten misdrijven onderzoek naar DNA plaats, omdat het celmateriaal als bewijsmateriaal kan dienen. Bovendien is het mogelijk om daarmee misdrijven op te lossen en verdachten op te sporen. 
 
DNA onderzoek is niet alleen voorbehouden aan de overheid. Ook particulieren hebben de mogelijkheid om DNA onderzoek te laten uit te voeren. Uiteraard dan wel met een andere reden, zoals het vastleggen van verwantschap en de afkomst van voorouders of om genetische ziekten en aandoeningen vast te stellen. De Wet DNA-onderzoek heeft specifiek betrekking op veroordeelden. 
 

Verplichte afname van DNA

De Wet DNA-onderzoek bij veroordeelden is van toepassing op twee verschillende groepen veroordeelden. Het gaat om de groep die vanwege een misdrijf is veroordeeld waar voorlopige hechtenis op van toepassing kan zijn net als om de groep die tot een taakstraf of vrijheidsbenemende maatregel is veroordeeld. De andere groep betreft personen die al veroordeeld zijn op het moment van inwerkingtreding van de wet en een straf ondergaan of nog dienen te ondergaan. 
 
De wet is niet alleen op volwassenen van toepassing, maar eveneens op minderjarigen. Overigens geldt voor een voorlopig-hechtenis-misdrijf dat dit doorgaans een misdrijf is waarvoor een vrijheidsbenemende straf van minimaal vier jaar opgelegd kan worden. De verplichting tot afname van DNA komt echter ook voor bij misdrijven met een lagere vrijheidsbenemende straf. Onlangs is de wet verruimt naar aanleiding van de vondst van de ‘container baby’.    
 

Uitvoering DNA-afname volgens de Wet van DNA onderzoek

De uitvoering van de afname van DNA kan op verschillende locaties plaatsvinden. Bijvoorbeeld op het politiebureau of in de gevangenis. De gebruikelijke methode om DNA af te nemen is via het wangslijm. Indien dat niet tot te de mogelijkheden behoort dan zijn er andere methoden om celmateriaal af te nemen. Bijvoorbeeld door een vingerprik om bloed af te nemen of aan de hand van een haar van de persoon. De uitvoering vindt snel en pijnloos plaats. 
 
Bij het afnemen van DNA ingevolge de wet gebeurt de uitvoering door een politieambtenaar die daarvoor speciaal is opgeleid of door bijvoorbeeld een verpleegkundige, arts of inrichtingsmedewerker. Bij het afnemen van wangslijm gebeurt dat aan de hand van het schrapen met een wattenstaafje langs de binnenzijde van de wang. Er is dan voldoende wangslijm beschikbaar om DNA uit te halen. Vervolgens vindt het onderzoek van het DNA plaats in het laboratorium van het NFI (Nederlands Forensisch Instituut). 
 

Opslag in de databank

Bij veroordeelden voor misdrijven waar voorlopige hechtenis voor is toegestaan, geldt een verplichte afname van DNA. Na het afnemen van het celmateriaal en daaraan gekoppelde onderzoek geldt dat het DNA in een speciale databank wordt bewaard. Hierdoor bestaat de mogelijkheid om aan de hand van DNA-onderzoek bij toekomstige misdrijven mogelijke verdachten te achterhalen. Bijvoorbeeld als er op een plaats delict celmateriaal is afgebleven van een dader waarvan het DNA al in de databank is opgenomen. De pakkans is wat dat betreft hoger voor personen die eerder veroordeeld zijn en celmateriaal hebben moeten afstaan. 
 
Overigens geldt voor een voorlopig-hechtenis-misdrijf dat dit doorgaans een misdrijf is waarvoor een vrijheidsbenemende straf van minimaal vier jaar opgelegd kan worden. De verplichting tot afname van DNA komt echter ook voor bij misdrijven met een lagere vrijheidsbenemende straf.