Hoofd- en onderaannemerschap in jeugdhulp leidt tot extra administratiedruk

Hoofd- en onderaannemerschap in de jeugdhulp kan zorgen voor flexibelere organisatie van specialistische jeugdzorg en het opvangen van personeelstekorten, maar kan tegelijkertijd leiden tot extra administratiedruk. Ook brengt hoofd- onderaannemerschap de last mee dat er toezicht gehouden moet worden op de kwaliteit van de geleverde zorg door de onderaannemers. Dit meldt de Jeugdautoriteit. 

Jeugdhulpaanbieders die hoofdaannemer zijn, kunnen andere zorgverlener inzetten als onderaannemer om bepaalde onderdelen van de jeugdzorg  te leveren. Ruim 60 procent van de jeugdhulpaanbieders heeft zeker één hoofd- of onderaannemer. Hoofdaannemers brengen een marge van gemiddeld 6,6 procent in rekening bij de onderaannemer. De Jeugdautoriteit denkt dat zo’n 5 tot 10 procent van de totale sectoromzet wordt binnengehaald via hoofd- en onderaannemerschap.

Aanbesteding jeugdhulp

Naar verwachting neemt dit percentage toe en zal de regierol van gemeenten en regio’s daardoor meer naar aanbieders verschuiven. Dit maakt het voor organisaties mogelijk om zorg sneller en eenvoudiger te organiseren. Aanbestedingstrajecten worden hierdoor bijvoorbeeld overbodig en aanbieders krijgen een beter beeld van het benodigde zorgaanbod. Logisch, want zij zitten dichter bij het vuur, zegt Kees van Nieuwamerongen, directeur van de Jeugdautoriteit.

“Tegelijkertijd gaan belangrijke waarborgen van een aanbestedingsproject verloren als het gaat om gelijk speelveld op de markt. Een hoofdaannemer die een onderaannemer contracteert is immers niet gebonden aan de eisen die het aanbestedingstraject wél stelt.” Ook hebben hoofdaannemers door de inzet van onderaannemers meer werk door het contracteren, het beheren van contracten en het verwerken van de facturen.

Keuzevrijheid

De Jeugdautoriteit wil gemeenten en regio’s meegeven zich bewust te blijven van de effecten op bijvoorbeeld diversiteit in aanbod en keuzevrijheid van cliënten. Aanbieders kunnen goed geïnformeerd een keuze maken over het wel of niet aangaan van hoofd- en onderaannemerschap door de juiste afwegingen te maken bij het inkoopbeleid.