De cijfers laten zien dat stemmen door mensen met een verstandelijke beperking niet als vanzelfsprekend wordt gezien. Tijdens de landelijke verkiezingen in 2012 stemde 52 procent van de mensen met een verstandelijke beperking uit het Panel Samen Leven van het NIVEL. Onder de algemene bevolking lag het opkomstpercentage rond de 75 procent. Van de mensen met een verstandelijke beperking bracht 43 procent zelf zijn stem uit, terwijl negen procent een volmacht gaf aan iemand anders. 48 procent stemde niet. Jongeren gingen vaker naar de stembus dan ouderen  (65 procent tegenover 41 procent). Daarnaast werd er vaker gestemd door mensen met een lichte verstandelijke beperking (68 procent) dan door mensen met een matige beperking (39 procent).

Voor het onderzoek werden 271 familieleden van de mensen uit het Panel Samen Leven ondervraagd over het stemgedrag van hun naaste tijdens de verkiezingen in 2012. Het Panel Samen Leven bestaat uit ruim 500 mensen met een lichte of matige verstandelijke beperking en ruim 400 familieleden.

Door de familieleden worden diverse redenen genoemd waarom stemmen door mensen met een verstandelijke beperking niet vanzelfsprekend is. Twee op de drie personen met een verstandelijke beperking begrijpt onvoldoende wat er speelt om te kunnen stemmen en een kwart is er niet in geïnteresseerd. Ook komt het voor dat mensen niet stemmen omdat het in hun woonomgeving geen gewoonte is. Voor een aantal bleek stemmen niet mogelijk omdat er geen familielid of bekende mee mocht in het stemhokje, terwijl dat bij een lichamelijke beperking wel is toegestaan.

Opmerkelijk is dat vijf procent van de familieleden aangeeft dat er niet is gestemd omdat degene met de verstandelijke beperking onder curatele staat of geen stemrecht heeft. Onderzoeker Mieke Cardol van het NIVEL: 'Hieruit blijkt dat de informatievoorziening hierover ook naar de directe omgeving van mensen met een verstandelijke beperking nog beter kan. Volgens de wet heeft immers iedereen stemrecht.'

© Nationale Zorggids