Lucy Reinen

Het is warm. Nee, niet warm: het is plakkerig verzengend heet. We zitten al dagenlang in een hittegolf, zelfs ’s nachts blijft het warm. Op de kamer van Petra is het relatief koel. De gordijnen zijn dicht en op de Cd-speler klinkt op de achtergrond toepasselijk André  van Duijn met ‘Als de zon schijnt’. Petra slaapt. Ze heeft de hele nacht geslapen. Vanmorgen vroeg was ze eventjes wakker en heeft ze haar medicijnen geslikt met wat appelmoes. Ze slaapt en slaapt. Kaatje schuift zichzelf met haar rolstoel huilend heen en weer door de gang. Ze wordt door Dineke getroost. In de verte hoor ik Hester onverstaanbare keelklanken uit stoten. Ik krijg thee. Petra slaapt. Haar ademhaling is weer licht. Toch ziet ze er niet zo slecht uit als gisteren. Maar toch word ik steeds ongeruster. Op de gang is het een tijdlang stil geweest maar nu maakt Kaat weer jammerende en boze geluiden. Als ze voorbij schuift zwaai ik en roep ik haar. Ze valt stil, schudt boos haar hoofd en blijft even staan. Als ik weer zwaai, zwaait ze terug en hervat haar eindeloze tocht op de gang.

Door Lucy Reijnen

Gisteren vond ik fotoboeken in de kast. Ik pak ze erbij. Een van de fotomapjes herken ik. Die heb ik jaren en jaren geleden zelf voor haar gemaakt met foto’s maar ook met afbeeldingen van dingen die ze leuk vindt of lekker. Voor de grap had ik er ook een foto van een hondendrol bij gedaan. Dat werd niet gewaardeerd, daarvoor moest iets anders komen. “Bah, bah,” had ze gezegd, “Nee, hoor. Vies. Dat mag niet. Doe weg. Bah, bah.” Uit de Avro-bode die toen op het tafeltje van de leefgroep lag heb ik een foto van Willeke Alberti geknipt. Ik kijk onder de foto van Willeke. Ja hoor, de drol is er nog. Ik blader verder en zie baby-foto’s van mijn kinderen en van mijn nichtjes. Een kaartje dat oom Bart haar 25 jaar geleden stuurde vanuit Duitsland. Een bidprentje van iemand die ik niet ken.

'We hebben folie'

Ik hoor Hester schreeuwen. Hester is hulpeloos overgeleverd aan haar eigen gevoelens van boosheid, ongemak en onbegrip. Even later loopt begeleidster Rea langs als ze me ziet vraagt ze of ik in de huiskamer kom kijken. “Wat is er anders?” vraagt ze. “De tafel staat dwars?” twijfel ik. “Nee, niet de meubels. Valt jou niets op?” Ik weet het niet.  “We hebben folie.” zegt Rea trots. Ja nu merk ik wel dat het licht wat minder fel is in de zonnige huiskamer die pal op het zuiden ligt. Ik stap het snikhete balkon op. Aan de buitenkant spiegelt het raam terwijl je van binnen er gewoon doorheen kunt kijken. Gelukkig ligt de kamer van Petra aan de andere kant en is daardoor best koel.

 

Hester jammert. Ireen zit tevreden in haar stoel. Gerrie wiegt haar baby-pop zorgzaam. Liesje zingt met een lage stem Marialiedjes. Bert staat op en voelt of de keukendeur op slot zit. “Avé, avé, avé Maria.” zingt Liesje, “Avé, avé, avé Mari-hi-ja.” Gerrie bromt mee. Hester houdt haar hoofd schuin en is stil. Op de gang wijst Kaatje naar de foto’s die daar hangen. “Ben ik.” wijst ze. “Mooi.” knik ik.

Zonnige Zomerhits 

Petra slaapt nog steeds. Ik zet een andere cd op ’16 Zonnige Zomerhits 1998’. De cd is grijs gedraaid. Af en toe blijft de Cd hangen. Als ik er een klap op geef springt hij verder. Hester is een tijdje stil geweest maar nu jammert ze weer zachtjes. Karin schuift weer voorbij. “Niet doen.” zegt ze tegen niemand, “Hou op.”
In een ander fotoalbum  staan zonnige vakantiefoto’s van de groep in 1984. Petra op een Pony. Petra in een stapelbed. Petra op een stretcher in de zon. De hele groep met een ijsje op een terras. Verschillende bewoners ken ik nog. Sommigen zijn nu na jaren opnieuw groepsgenoten van Petra.

Kinderfoto's Petra

Een heel oud album met een paar foto’s van Petra als kind. Petra was nog geen drie jaar toen ze uit huis geplaatst werd. Dat gebeurde op advies van de huisarts en de pastoor. Petra was het tweede kind, ik het derde en toen mijn moeder kort na mijn geboorte opnieuw zwanger werd was het teveel. Ze werd geplaatst ergens in Den Bosch. Het eerste half jaar (half jáár!) mocht ze geen bezoek want anders zou ze niet kunnen wennen. Onvoorstelbaar nu, zo ongelooflijk wreed.

De man van een nicht van mijn moeder was huisschilder en er kwam een telefoontje naar mijn oom, de enige in de familie destijds die al telefoon had. Mijn moeder vertelde dat ze nooit geweten heeft wat er precies gezegd is in dat gesprek. Alleen dat Petra daar zo snel mogelijk weg moest. Via een bevriende non werd met spoed een plaatsje geregeld op Huize de Winkelsteegh in Nijmegen. Een paar jaar later kreeg  mijn moeder een kaartje: ‘Lieve ouders, ik woon voortaan op ’t Hoge Veer in Tilburg.’

Vanaf deze tijd heb ik bewuste herinneringen aan Petra. Ik herinner me de geur. Een mengeling van Lysol en gekookte pap. We gingen op bezoek in een speciale bezoekersruimte. De ‘pupillen’ werden daarheen gebracht en later weer opgehaald. De ruimte werd ‘bewaakt’ door een hele strenge zuster die daar voor de deur nummertjes in kleding zat te naaien. Van deze non kreeg ik op mijn kop want in de glimmende gang mocht je niet glijden.

In het album zie ik ook de barakken achter het hertenkampje. Daar was de school waar Petra heen ging en leerde om haar naam te schrijven en cijfers. Hier is de basis gelegd voor haar latere fascinatie voor het invullen van vellen ruitjes papier met reeksen letters en cijfers en namen.

Jaren later kwam Petra af en toe  op zondagmiddag naar huis en mochten we gewoon op de leefgroep komen. Ik ging er weleens spelen. Vooral toen Petra van ‘de Lucia’ naar ‘de Irene’ verhuisde (de afdelingen hadden òf namen van het koningshuis òf namen van zusters uit het naburige klooster) was ik onder de indruk van de enorme kast met speelgoed.
Er is een fantastische foto van Petra waar ze door een autoband naar de camera kijkt.

Zangeres Zonder Naam

Petra wordt wakker en rekt zich uit. Wanneer haar blik focust komt weer een glimp van herkenning en krijg ik een brede lach. Het is al haast middag. Direct lepel ik een volle beker dubbel-vla naar binnen. Halverwege hoest ze even. Als ik vraag of ze meer wil zegt ze: “Lekkah.” met een zucht. Mijn broer komt me aflossen en ik ga naar huis. In de auto kan ik het stuur bijna niet vasthouden: gloeiend heet. Tijdens de rit naar huis betrap ik mezelf op het zingen van een van die vermaledijde Zonnige Zomerhits. De Zangeres Zonder Naam is mijn onbewuste ingekropen.

Als ik terugkom heeft Saskia weer dienst. Ze stelt voor om Petra in haar rolstoel te zetten. Ze moet toch verzorgd worden. Even lekker opfrissen, schone nachtpon aan, schoon bed. En even later zit Petra in haar stoel. Haar opnieuw ingevlochten, bril op en ze ziet er meteen een heel stuk minder ziek uit. “Een uurtje,” zegt Saskia, “dat is lang genoeg.”
Saskia heeft met Petra een bijzondere band. Ze werkt ook al zo lang met haar. Ze kan haar beter ‘lezen’ dan wie ook.

Op de groep in de huiskamer

“Kunnen we haar niet even op de groep zetten in de huiskamer.” vraag ik. “Ja,” vindt Saskia, “dat is voor de andere bewoners ook fijn. Ze zijn ongerust geweest.” Ik rijd haar de groep op waar iedereen aan tafel zit voor het avondeten. “Jaaa,” roept Liesje enthousiast, “Petra!” “Petra ook eten?” vraagt Bert.
Saskia zegt dat ik eigenlijk niet in de huiskamer mag komen in verband met Corona. “Oh,” schrik ik, ik heb daar helemaal niet meer aan gedacht. “Het is ook wel krom want op de gang en op Petra’s kamer mag je wel met bewoners praten.”

Ik vind het niet erg. Al dagen huis ik op de groep, een klein wereldje. “Ik ga lekker naar huis en dan kom ik strakjes nog even kijken.” zeg ik. In de auto doe ik het weer. Ik zing verdorie smartlappen: Zonnige Zomerhits uit 1998.

© Nationale Zorggids / Lucy Reijnen