Normal_10141

Mijn eerste waan kan ik mij nog goed herinneren. Ik zat in de bovenbouw van de lagere school. Ik was van school veranderd en had nog regelmatig contact met mijn vriendjes op de oude school. Een vriendje betrok ik in mijn waangedachten. Dat wil zeggen ik vertelde openlijk tegen hem de bijzondere hobby van mijn vader. Mijn vader, die vaak voor zijn werk van huis was, had namelijk volgens mijn gedachten een bijzondere hobby; hij was een van de eerste amateurastronauten.

Door Nicolai van Doorn 

Mijn vader was de tijd ver vooruit, want over enkele jaren is het zelfs mogelijk om als particulier een tijdje in de ruimte te bivakkeren. Toen kon dat niet, maar dat ging er bij mij niet in. Ik geloofde er heilig in dat mijn vader astronaut was. En omdat mijn vader, die toen al een verantwoordelijke baan had, vaak van huis was zou het best nog wel mogelijk kunnen zijn.

Als mijn vader een paar dagen op reis was, was hij in mijn beleving in de ruimte. Pluto, Mars en Mercurius; het waren allemaal plekken waar mijn vader had kunnen zijn. Maar er was een plek favoriet en dat was de maan. Waarom weet ik niet maar als ik me goed herinner was een goede reden dat op de maan maangoud te vinden zou zijn.

Maangoud, volgens mij bestaat het niet eens, maar ik maakte mijn vriendje wijs dat mijn vader handelde in maangoud. Het zou een ieder geluk in zijn leven brengen en dus was er veel vraag naar. Mijn vriendje destijds geloofde me en was zeer geïnteresseerd in een stuk maangoud, of ik dat eens een keer mee kon nemen. Dat zou wel kunnen dacht ik en beloofde hem een keer maangoud te laten zien. Probleem was echter dat wij in huis helemaal geen maangoud hadden.

Met allerlei smoesjes hield ik mijn vriendje dagen, weken misschien zelfs maanden aan het lijntje. Dan had mijn vader heel zijn collectie verkocht, of hij was een tijd niet naar de maan geweest. Bovendien zou op de maan het maangoud erg schaars zijn. Noem maar op. Mijn vriendje geloofde me steeds als ik hem weer een teleurstelling moest verkopen.

Dat bleef lang goed gaan, totdat mijn vriendje navraag ging doen bij onder andere zijn ouders. Nadat ik hem weer teleurgesteld had kwam de confrontatie. Hij vertelde dat maangoud helemaal niet bestond en dat ik een potje zat te liegen. Ik kon het niet waarderen en werd boos. Hoe durfde hij mijn vaders hobby in twijfel te trekken! Er ontstond een woordenwisseling en niets en niemand werd bespaard. Ik zou een leugenaar zijn, een fantast, noem maar op.

De ruzie kostte mij mijn vriendschap met hem. Echt waar, het is sindsdien nooit meer goed gekomen tussen ons. Nu terugkijkend kan ik er wel om lachen, toen niet. Het was een van mijn waangedachten die ik een tiental jaren met mij meegedragen heb. Nu weet ik zeker dat mijn vader geen astronaut is, maar een hard werkende burger die een te drukke agenda heeft. Maar het was wel mooi geweest als het wel waar was geweest.

Ik heb veel waangedachten gehad, daarover later meer. Die waangedachten vind ik het meest vervelend aan mijn ziekte. Want als je er over spreekt word je vaak verkeerd begrepen en vinden ze je maar raar. Ik had me dan ook voorgenomen om na de ruzie nooit meer te praten over mijn gedachten. Puur en alleen om mij te beschermen tegen de boze kwade buitenwereld...

© Nationale Zorggids / Nicolai van Doorn