Uitzondering tweedegraads bloedverwanten in Participatiewet blijft bestaan

De Eerste Kamer heeft gistermiddag tegen het wijzigen van de kostendelersnorm gestemd. De aanscherping van de Participatiewet die hiervoor nodig was, gaat niet door. In de Participatiewet zijn bloedverwanten in de tweede graad, zoals broer en zus of grootouder en kleinkind, bij een beroep op bijstand uitgezonderd van de kostendelernorm als ze een gezamenlijke huishouding voeren en er bij één van hen sprake is van een indicatie langdurige zorg. De regering wilde deze uitzondering opheffen maar dat heeft de Eerste Kamer nu tegengehouden. Dit melden Rijksoverheid en FNV.

"Gelukkig maar", verzucht Maureen van der Pligt, bestuurder van FNV Uitkeringsgerechtigden. 'Wij zijn ontzettend blij dat de Eerste Kamer dit voorstel heeft tegengehouden. Wat ons betreft, is dit de eerste stap richting het helemaal afschaffen van die kostendelersnorm, want die brengt een heleboel mensen alleen maar in de problemen.’
 

Uitzondering voor mantelzorgende bloedverwanten kostendelersnorm

De kostendelersnorm is ingevoerd in 2015 en betekent dat volwassenen met een uitkering die in één huis wonen de kosten van het huishouden moeten delen. Hoe meer mensen samenwonen, hoe lager de bijstand voor die mensen. Dat korten op de bijstand geldt nu nog niet voor mensen die samenwonen met bloedverwanten in de tweede graad, zoals broers en zussen of grootouders en kleinkinderen, om voor hen te zorgen. Het wetsvoorstel moest een einde maken aan dit onderscheid en zorgen dat ook familieleden met een zorgbehoefte onder de regeling zouden vallen.
 

Meer armoede en daklozen 

"Dan zou het voor nog meer mensen onmogelijk worden om voor elkaar te zorgen", aldus Van der Pligt en Hanneke van Bezooijen van Protestantse Diaconie Amsterdam in een ingezonden opiniestuk in Trouw dit weekend, namens verschillende organisaties betrokken bij uitkeringsgerechtigden, armoedebestrijding en daklozen. "Je krijgt dan nog meer woningzoekenden en potentiële daklozen, omdat ze geen beroep meer kunnen doen op familie." Ook zou het de Staat veel meer kosten, door steeds grotere druk op onze zorginstanties en maatschappelijke organisaties.
 

Discriminerend

Directe aanleiding voor het wetsvoorstel zijn eerdere uitspraken van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) en van de Hoge Raad die onderscheid tussen bloedverwanten in de tweede graad en anderen als ‘discriminerend’ hebben beoordeeld.
 
Van der Pligt: "Als het kabinet het discriminerende onderscheid tussen bloedverwanten en anderen wil afschaffen, doe dat dan de andere kant op, zorg dat die kostendelersnorm voor niemand meer geldt. Dan los je ook meteen een deel van het daklozenprobleem op."
 
Ze verwijst tot slot naar recente uitspraken van staatssecretaris Van Ark. Die merkte na het experiment met de bijstand in een aantal gemeenten op dat er geen reden is om de Participatiewet aan te passen. "Hopelijk ziet zij nu ook in dat er toch duidelijk een verbetering van de Participatiewet moet komen."
 

Gevolgen van afkeuring wetsvoorstel

Nu de specifieke bepaling in de Participatiewet blijft bestaan, zullen gemeenten en de SVB zich aan de letter van de nu geldende wet moeten houden en de uitzondering langdurige zorgbehoefte alleen op samenwonende bloedverwanten in de tweede graad kunnen toepassen. De rechter zal bij een eventuele volgende zaak opnieuw uitspraak doen. Hierbij heeft de rechter de keuze tussen het toepassen van de uitzonderingsbepaling op ook samenwonende niet-bloedverwanten, of het geheel buiten toepassing laten van de uitzonderingsbepaling.
 
Door: Nationale Zorggids