75 procent van de uithuisgeplaatste kinderen verhuist gemiddeld vier keer door

Op 12 en 18 mei debatteert de Tweede Kamer over jeugdzorg en uithuisplaatsingen. In 2021 woonden er bijna 44.000 kinderen niet bij hun ouders, ze zijn uit huis geplaatst. Na een uithuisplaatsing komen kinderen vaak in een hulpverleningscarrousel van continu doorverhuizen terecht. Nieuw onderzoek van Het Vergeten Kind onder 118 kinderen (7-21 jaar) in de residentiële jeugdzorg wijst uit dat driekwart van de kinderen gemiddeld vier keer verhuist. Een derde van hen hoorde dat pas één dag voor vertrek. Doorverhuizingen hebben grote impact op het welzijn én toekomstperspectief van kinderen. Dit meldt Stichting Het Vergeten Kind. 

Onder de 118 ondervraagde kinderen wijst het onderzoek van Het Vergeten Kind uit dat 75 procent gemiddeld vier keer doorverhuist. Met alle gevolgen van dien. Zo laat het onderzoek zien dat kinderen te maken hebben met veel onzekerheid en stabiliteit en geen toekomstperspectief hebben. Dat doorverhuisde kinderen op 15-jarige leeftijd reed vier keer doorverhuisd zijn. Bijna de helft van hen staat binnen 1 jaar nog een verhuizing te wachten. Ongeveer 63 procent van de doorverhuisde kinderen wist één week van tevoren dat ze moesten verhuizen. Een derde hoorde dit pas één dag of zelfs een paar uur van tevoren.  

Welzijn kinderen verslechtert

Verhuizingen komen vaak plotseling en zorgen voor onrust. Veel kinderen vinden het lastig om te wennen en zich aan te passen aan de werkwijze en regels op de nieuwe plek. Door het doorverhuizen worden de (psychische- en gedrags)problemen van kinderen erger. Sterker nog, het heeft een negatief effect op hun welzijn. Kinderen zijn bang, hebben paniekaanvallen of worden sneller boos of agressief. Sommige kinderen worden onzeker van het doorverhuizen en vinden het lastig om mensen te vertrouwen. “Andere kinderen wennen - schrijnend genoeg - aan de doorverhuizingen”, aldus Het Vergeten Kind.

Doorverhuizingen landelijk monitoren

Het Vergeten Kind pleit ervoor om doorverhuizingen landelijk te monitoren om de omvang van het probleem inzichtelijk te maken en gericht te werken aan verbetering. Daarnaast wil de stichting dat gemeenten een vast bedrag betalen voor residentiële zorg, in plaats van per beslapen bed. Op deze manier is zorg áltijd beschikbaar. Bovendien moet het wonen en behandelen van een kind worden gescheiden zodat een woonplek blijvend is, ongeacht het behandeltraject. Tot slot moet de woonzorg worden georganiseerd zoals in het ‘gewone leven’, waarin kinderen groeien naar zelfstandigheid. 

Door: Nationale Zorggids