Normal_pexels-lumn-406014

Dieren worden steeds vaker, en met succes, ingezet bij behandeling van kinderen met een verstandelijke beperking. Maar hoe zit het met de wetenschappelijke onderbouwing? En hoe is dat succes te verklaren? Promovendus Richard Griffioen inventariseerde de bestaande onderzoeken naar dierondersteunde therapie bij kinderen met down en autisme en deed zelf onderzoek. Dit meldt de Open Universiteit. 

Het werken met dieren is een hele laagdrempelige manier voor een kind om zich open te stellen, zich veilig te voelen, uitgedaagd te worden en vooral niet afgewezen te worden. Dierondersteunde therapieën kunnen een duurzaam effect hebben op de sociale, emotionele , cognitieve, fysieke en psychologische ontwikkeling van mensen met een handicap of beperking. Bij kinderen met het syndroom van Down en autisme zie je dat de spraak-taalontwikkeling vooruitgaat, en ook de communicatie en de sociale interactie. Daardoor kunnen ook deze kinderen beter functioneren in de samenleving.

Waarom werkt het?

Therapie met dieren lijkt dus succesvol. Maar onderzoekers willen ook graag begrijpen waarom iets werkt. Het onderzoek van Griffioen richt zich specifiek op de invloed van dierondersteunde therapie op de ontwikkeling van kinderen met het syndroom van Down (DS) en kinderen met een autismespectrumstoornis (ASD). Hij heeft onderzocht of de theoretische begrippen van afstemming en gedragssynchronisatie als overkoepelend begrip het effect van dierondersteunde therapieën zouden kunnen verklaren.

Dankzij dolfijntherapie beter om-de-beurt praten

Griffioen toont voor het eerst aan dat er sprake is van synchronisatie bij een therapie met dolfijnen voor kinderen met downsyndroom. De therapie was succesvol: na afloop van de 6 weken waren de kinderen, in vergelijking met twee controlegroepen, sterk vooruitgegaan als het gaat om verbalisatie en sociale interactie. Deze verbeteringen waren zelfs na 5 maanden nog (enigszins) zichtbaar waren. Maar is dat te verklaren vanuit het begrip synchronisatie? Griffioen bestudeerde het gedrag van het kind en de therapeut. Daaruit blijkt dat verbale synchronisatie, het om de beurt praten, bij elke kind-therapeut combinatie verbeterde. Doorheen de therapie praatten de kinderen meer en de therapeut minder en wisselden ze elkaar beter af.

Kinderen leren hun gedrag aan te passen

Voor kinderen met down en autisme is het heel moeilijk om zich aan te passen aan een ander. Griffioen onderzocht tijdens een therapie met honden of er sprake was van synchronisatie en afstemming. Hij stelde vast dat de therapie leidde tot een significante toename in synchronisatie van de bewegingen van kind en therapiehond. De toename was iets groter bij kinderen met autisme, maar bij kinderen met Down was de afname van gedragsproblemen iets groter. Het begrip synchronisatie lijkt een zeer interessante invalshoek om te begrijpen waarom dierondersteunde interventies goede resultaten opleveren.

Door: Nationale Zorggids