Normal_kind_school_bord_klas_onderwijs_rekenen_wiskunde

Baby's die onderscheid kunnen maken tussen tien en twintig stipjes presteren op latere leeftijd relatief goed bij wiskundige testen. Daaruit blijkt dat de menselijke aanleg voor wiskunde waarschijnlijk voor een deel is aangeboren. Dat meldt Nu.

Amerikaanse onderzoekers beschrijven deze conclusie in het wetenschappelijke tijdschrift Proceedings of the National Academy of Sciences. De wetenschappers ontwikkelden enkele jaren geleden een test waarmee het aangeboren gevoel voor aantallen kan worden gemeten bij baby's die zes maanden oud zijn. Hierbij kregen de kinderen twee computerschermen te zien. Het ene scherm toonde constant een even groot aantal stipjes, bijvoorbeeld tien. Op het andere scherm waren ook stipjes te zien, waarbij het aantal een paar keer veranderde: van tien naar zestien of twintig stipjes.

Pasgeboren kinderen hebben van nature meer aandacht hebben voor nieuwe dingen in hun omgeving. Baby's die goed onderscheid kunnen maken tussen aantallen, zullen daarom langer kijken naar het scherm waarop de hoeveelheid stipjes af en toe verandert.

De wetenschappers lieten de onderzochte baby's op driejarige leeftijd terugkomen. Uit het vervolgonderzoek bleek dat de kinderen, die als baby een goed gevoel voor aantallen stipjes hadden, beter presteerden bij testjes waarbij hun wiskundige vaardigheden werden gemeten. Bij het vervolgonderzoek werden vragen gesteld als: 'Johnny heeft één koekje, mama geeft hem er nog drie, hoeveel koekjes heeft hij nu?'

Volgens de onderzoekers konden niet alle variaties in de scores van de kinderen worden verklaard door de mate waarin hun gevoel voor getallen was aangeboren. De onderzoekers benadrukken dat ook omgeving en opvoeding een belangrijke rol spelen bij het ontwikkelen van wiskundige vaardigheden. 'Er zijn heel veel andere zaken die ook beïnvloeden hoe iemand op latere leeftijd presteert bij wiskunde', aldus de onderzoekers.

© Nationale Zorggids