Normal_female-doctor-holding-small-red-heart-on-palm-of-h-2022-06-17-02-35-29-utc__1_

Vertrekkende medewerkers uit de sector zorg en welzijn geven verschillende vertrekredenen op. Uit onderzoek van het Nivel blijkt dat deze redenen verschillen voor verschillende groepen medewerkers. Jonge medewerkers vertrekken bijvoorbeeld vaker omdat ze ontwikkelmogelijkheden missen, terwijl oudere medewerkers vaker vertrekken omdat ze te weinig invloed hebben in de organisatie waar ze werken. De inzichten uit dit onderzoek kunnen helpen bij het ontwikkelen van strategisch personeelsbeleid. Vertrekredenen verschillen niet alleen tussen oudere en jongere medewerkers. Het Nivel vond verschillen in vertrekredenen voor volgende kenmerken: leeftijd, werkervaring, functieniveau, contractsoort en zag daarnaast verschillen tussen het type uitstroom: uitstroom bij de werkgever, uit de branche en uit de sector. Dit meldt Nivel.

Uit deze analyse blijkt dat het waardevol is om niet alleen te kijken naar generieke gegevens over vertrekkende medewerkers, maar ook specifieke persoons- en baankenmerken van medewerkers. Daarnaast blijkt dat het inzoomen op specifieke functiegroepen interessante informatie oplevert.

Organisaties missen passend werk

Jongere werknemers en mensen met minder werkervaring hebben meer behoefte aan ontwikkelmogelijkheden. Daarnaast geven ze vaker problemen omtrent planning en tijd als vertrekreden. Voor oudere werknemers en werknemers met meer werkervaring vormen hun leidinggevende en gebrek aan inspraak en invloed juist vaker een reden tot het verlaten van de werkgever.
 
Bij de groep werknemers met weinig werkervaring wordt daarnaast de inhoud van het werk als reden genoemd, wat kan duiden op onvoldoende aansluiting tussen de genoten opleiding en het werken in de praktijk.

Verschillen tussen praktischer functieniveau en theoretischer functieniveau

Werknemers met praktische functieniveaus geven ‘planning en tijd’, hun ‘leidinggevende’, ‘ongewenst en vervelend gedrag’ en ‘samenwerking’ vaker als vertrekreden aan dan werknemers met een theoretisch functieniveau. De meer theoretisch opgeleide werknemers geven namelijk vaker aan dat ‘inspraak en invloed’ en ‘ontwikkelmogelijkheden’ een reden van vertrek zijn.

Contractsoort

Werknemers die een wisselend aantal uren werken geven vaker aan te vertrekken vanwege hun ‘privésituatie’ en ‘planning en tijd’. Werknemers met een vast contract en werknemers die een vast aantal uren werken geven daarentegen vaker aan te vertrekken vanwege hun ‘leidinggevende’. ‘Werkdruk en arbeidsvoorwaarden’ vormt een belangrijke uitstroomreden voor werknemers die een vast aantal uur werken, terwijl ‘planning en tijd’ een belangrijke reden is voor personen die een wisselend aantal uren werken.

Verschillen tussen functiegroepen

Daarnaast zijn er verschillen tussen functiegroepen te ontdekken. Medewerkers in de functiegroep verzorgenden geven het vaakst aan te vertrekken vanwege hun leidinggevende, werkdruk en planning en tijd.
 
Voor woonbegeleiders en activiteitenbegeleiders zijn redenen in de privésituatie en samenwerking vaker de oorzaak van vertrek. Persoonlijk begeleiders en ambulant hulpverleners vertrekken juist vaker vanwege ontwikkelmogelijkheden en werkdruk. Wat opvalt is dat medewerkers in de functiegroep verpleegkundigen een grote behoefte hebben aan ontwikkelmogelijkheden.
 
Tenslotte geven medewerkers in de functiegroep helpende zorg en welzijn en verzorgingshulp B vaker aan hun werkgever te verlaten vanwege hun leidinggevende en privésituatie.
 
Door: Nationale Zorggids