Logo_vng-logo

De Stichting van de Arbeid en de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) hebben vandaag op een SER-conferentie in Amersfoort een verklaring over de oprichting van de Wmo-kamer ondertekend. Dit meldt FNV. 

Dat gebeurde in het bijzijn van staatssecretaris Van Rijn. In de Wmo-kamer zullen beide organisaties regelmatig overleg hebben over ontwikkelingen en vernieuwing op het terrein van zorg, welzijn en persoonlijke ondersteuning. Reden voor de samenwerking is de decentralisatie van taken in het sociaal domein naar gemeenten. Tevens is besloten de samenwerking in De Werkkamer, na een periode van drie jaar, voort te zetten. Beide kamers kenschetsen een nieuwe fase van intensiever onderling overleg tussen sociale partners en de VNG. 

In De Werkkamer, die in 2013 is ingesteld, staat de arbeidsmarkt centraal en dan vooral het stimuleren van de banenafspraak om 125.000 mensen met een arbeidsbeperking aan het werk te helpen. Het onderlinge overleg zal nu uitgebreid worden naar het terrein van de Wmo.

FNV-voorzitter Ton Heerts: “We zetten vandaag een goede stap met de oprichtingsverklaring voor de Wmo kamer. We gaan met gemeentes aan de slag op het brede terrein van de Wet Maatschappelijke Ondersteuning in de Wmo kamer, en toezien op de thuiszorg, de jeugdzorg, verzorgingshuizen en schuldhulpverlening. Ik ben ook blij met de voortzetting van ons werk in de Werkkamers die we al hadden op een ander deel van het sociale domein, namelijk bij werk en inkomen in de 35 regionale werkbedrijven. Er is een hoop werk aan de winkel." 

De Werkkamer en de Wmo-kamer zijn vooral bedoeld om het overleg tussen de VNG en sociale partners op landelijk niveau te bevorderen over de vormgeving en uitvoering van het regionale arbeidsmarkt- en zorgbeleid, die onder de regie van gemeenten in de regio’s plaatsvindt. Uitdrukkelijk worden in beide kamers geen cao-afspraken gemaakt. Ook behouden de VNG en de Stichting van de Arbeid hun eigen bestuurlijke rol en verantwoordelijkheid bijvoorbeeld als het gaat om standpuntbepalingen. Na twee jaar zal de samenwerking worden geëvalueerd.

©Nationale Zorggids